Tag Archief van: stappenplan

Sociaal onhandig

Sociaal onhandige leerlingen

Sociaal onhandige leerlingen

Het zou zo maar kunnen zijn dat je een aantal leerlingen in je klas hebt die zich sociaal wat onhandig gedragen in de klas: sociaal onhandige leerlingen.

Zo kan ik mij Patries heel goed herinneren. Blond kort haar, 10 jaar oud, lang en lijzig. Ze had geen vriendinnen, maar die wilde ze wel heel graag. Ze werd nooit uitgenodigd op partijtjes en werd altijd als laatste gekozen bij gym. Ze werd niet gepest, maar ze hoorde er ook niet bij.
Als er groepjes gemaakt moesten worden, dan keek ze een beetje afwachtend rond, tot een paar meiden oogcontact met elkaar maakten, naar haar keken en zachtjes gingen overleggen. Het meest sociale exemplaar zwaaide dan uiteindelijk naar Patries, die zich vervolgens opgelucht bij het groepje vervoegde.
Gelukkig hoefde ik bij deze groep nooit zelf in te grijpen. Het was een heel sociale groep.

Welke soorten sociaal onhandige leerlingen onderscheid ik? Welk gedrag zie je dan? En vooral: wat kun je er aan doen?

1. Afhankelijke leerlingen
Ze kunnen niets alleen. Zelfs als jij zeker weet dat ze de stof begrepen hebben, komen ze nog een keer om uitleg vragen. In de meeste gevallen zijn ze afhankelijk van jou: de leraar. Ze blijven vaak na schooltijd (of op het plein) nog even hangen met een onduidelijke boodschap of vraag. In het voortgezet zijn ze afhankelijk van een klasgenoot; ze doen dan niets zonder diens goedkeuring.

2. Zelf-kleinerende leerlingen
Deze leerlingen geloven het oprecht niet als je ze een compliment geeft. Ze duiken weg, weten niet wat te zeggen of geven de credits aan een ander. Ze kunnen zich echt niet voorstellen dat ze iets goed(s) hebben gedaan.

3. Perfectionisten
Deze leerlingen leggen de lat zo hoog, dat ze alleen maar kunnen falen. Omdat ze dat eigenlijk al weten, gaan ze er ook vanuit dat ze gaan falen. En erger nog: ze gaan ook falen, omdat ze niet de juiste stappen volgen om een opdracht goed uit te kunnen voeren, maar zich verliezen in onzinnige details.

4. Hopeloze leerlingen
Dit zijn de leerlingen die er van uitgaan dat er niets te bereiken of te winnen is. Wat er ook gebeurt; zij zien alleen de donkere kant en gaan er bij voorbaat al vanuit dat zij geen enkele invloed kunnen uitoefenen om de situatie positief te veranderen.

5. Vergelijkers
Als je deze leerlingen ergens op aanspreekt (positief dan wel negatief) gaan zij aan jou bewijzen dat het niet aan hen lag, maar aan een ander. Dit zijn mondige leerlingen die het gedrag van anderen gebruiken om zichzelf groter of kleiner te maken. Bij alles wat ze doen zoeken ze bewijzen bij anderen om hun eigen gedrag te rechtvaardigen.

Waarschijnlijk hebben de meeste leerlingen wel iets van alle vijf de soorten in meerdere of mindere mate; gelukkig is het niet zo zwart-wit. Patries was een duidelijk voorbeeld van nummer 2, met een beetje nummer 1 en een piepklein beetje 4. Doordat zij in een hele leuke klas zat, kreeg zij in de loop van het schooljaar steeds meer zelfvertrouwen en gingen de scherpe randjes er vanaf. In de loop van het jaar mocht ze gewoon meedoen met de andere meiden op het plein.

Maar de grote vraag is natuurlijk: Wat doe je eraan? Welke invloed heb jij als leraar?

1. Zorg ervoor dat je doelen altijd duidelijk zijn en haalbaar voor iedereen. Ik bedoel lesdoelen, maar ook gedragsdoelen en sociale doelen. Maak ze zichtbaar voor de leerlingen; schrijf ze op en laat ze zichtbaar blijven.

2. Geef voor ieder doel duidelijke, genummerde stappenplannen. Niet alle leerlingen zullen deze nodig hebben, maar je helpt hiermee de leerlingen die eigenlijk niet zonder kunnen. Door deze stappenplannen aan iedereen te geven (als voorbeeld van de juiste werkwijze) zet je de sociaal onhandige leerlingen niet in een uitzonderingspositie.

3. Accepteer nooit gedrag dat tegen jouw doelen of stappenplannen in gaat. Wees duidelijk en consequent.

4. Herhaal steeds opnieuw welke gedrag je wilt zien, leg uit waarom en vertel steeds opnieuw hoe de leerlingen dat moeten doen. Vooral bij de hoe is het erg belangrijk om ook duidelijke voorbeelden te geven.

5. Geef complimenten en erkenning aan iedere stap die een leerling heeft gemaakt. Preken tegen leerlingen dat ze hun gedrag moeten veranderen of iets anders moeten denken, helpt namelijk niet. ‘Goed gedaan; je hebt je taak af’ zeggen tegen de leerling die zijn werk af heeft helpt wel. Verder hoef je er geen woorden aan vuil te maken. Als je gaat overdrijven werkt het namelijk averechts.

Succes! 

Wil je meer weten? Anton weet alles over leerlingen en hun gedrag.

onvoldoende

Oooo! Waarom hebben ze nu weer een onvoldoende?

Oooo! Waarom hebben ze nu weer een onvoldoende?

Vlak voor de lockdown was ik in een klas waar een slecht gemaakt proefwerk werd nabesproken. Het proefwerk was niet moeilijk geweest, de docent begreep niet waarom zoveel leerlingen een onvoldoende hadden gehaald.

De leerlingen mopperden

De docent deed haar best om de moed erin te houden. “Kom op jongens, over twee weken is de herkansing en als jullie nu goed meedoen, dan gaan jullie allemaal een voldoende halen.”

Het gemopper verstomde. Een beetje. En alle leerlingen deden echt hun best om actief mee te doen.

De docent nam de tijd om het proefwerk na te bespreken

De docent las de eerste vraag voor en gaf vervolgens het juiste antwoord.
Een leerling riep: “ja, maar dat bedoelde ik ook! Het staat er toch? En toch heb je me daar geen punten voor gegeven. En nu heb ik een onvoldoende.”

Het werd weer onrustig in de klas. De docent keek een beetje wanhopig rond en wist blijkbaar niet wat ze nu moest doen. Ze zei: “Oké. Als je een individuele vraag hebt, dan mag je na afloop van de les even bij me komen.”

Na afloop van de les bleven alle leerlingen zitten. Ze hadden allemaal een individuele vraag.
Ze wilden er punten bij. Want de vraag was onduidelijk gesteld. Of de docent had hun antwoord niet goed begrepen. De docent besloot contact op te nemen met de teamleider, want ze wist niet zo goed wat ze hier mee moest.

De conclusie van de teamleider was, dat de meeste leerlingen de vragen niet goed hadden gelezen. De vragen bestonden uit lange, samengestelde zinnen. Sommige vragen konden anders geïnterpreteerd worden. De docent had het proefwerk niet zelf gemaakt. Alle parallelklassen hadden hetzelfde proefwerk gemaakt, maar niet in alle klassen zo slecht als bij haar. En de docent had het proefwerk wel nabesproken, maar niet vóórbesproken. En daar zat de crux.

Als je wilt dat je leerlingen geen onvoldoende halen, dan:

1. Neem je de tijd om (belangrijke) proefwerken voor te bespreken.
2. Deel je een “proef-proefwerk” uit en maak het klassikaal, interactief.
3. Leer je je leerlingen samengestelde zinnen goed lezen.
4. Laat je de leerlingen steeds hardop bedenken: “Wat wordt hier precies gevraagd?”
5. Vraag je je leerlingen hun ogen dicht te doen en zich in te beelden dat ze in de toekomst zijn. Dat ze hier over een paar weken weer zitten en een voldoende hebben gehaald voor hetzelfde proefwerk.
6. Daarna laat je de leerlingen hun ogen weer opendoen en (eventueel) in tweetallen bedenken wat ze nodig hebben om het proefwerk goed te kunnen maken.
7. Laat je leerlingen een eigen stappenplan maken om een vraag goed te kunnen beantwoorden. Samenwerken mag hierbij.
8. Zorg je ervoor dat ze dit stappenplan bij zich hebben bij de toets.
9. Eindig je met een energizer, zodat iedereen fit en vol goede moed het proefwerk kan gaan maken.
10. Vlak voor het echte proefwerk doe je diezelfde energizer nog een keer!

Welke tips heb jij om onze leerlingen goede cijfers te laten halen? Deel ze hieronder.

Meedoen met de online workshop De drie wetten van Orde? Klik hier

Meer weten over online toetsen? Klik hier

Een stappenplan om je leerlingen te leren samenwerken

Een stappenplan om je leerlingen te leren samenwerken

Samenwerken is een vaardigheid die niet alle leerlingen vanzelf kunnen. Jij als leraar moet ze die vaardigheid aanleren. Samenwerken kan voor iedereen wat anders zijn. Voor sommige leerlingen betekent het dat ze mogen praten. En dat hoeft niet per se te zijn over het bedoelde onderwerp. Andere leerlingen gebruiken de mogelijkheid om zelf niets te hoeven doen; dan schrijven ze alles over van hun buur. Of ze werken tegen, door geen enkele bijdrage te leveren. 

Het begint dus met een plan

Een stappenplan waarin je de leerlingen leert hoe samenwerken er in jouw klas uit moet zien. Wat je ziet, wat je hoort en wat de leerlingen precies moeten doen. Het gaat altijd over zichtbaar gedrag.

Stap 1: Wat is samenwerken eigenlijk?

Vraag het eens aan je leerlingen: wat is samenwerken eigenlijk? Wat doen ze? Met wie? Wat is het doel? Hoe ziet het eruit?
Zet de uitkomsten op het bord. Denk ook aan afspraken m.b.t. luisterhouding, lopen door de klas en stemvolume.

Stap 2: Hoe ziet samenwerken eruit in onze klas?

Schrijf samen met de leerlingen alle stappen op die je moet zetten om goed samen te kunnen werken:

a. Wat moet er allemaal gebeuren?

b. Welke taken zijn er nog meer?

c. Wie heeft welke rol of taak?

d. Wat doe je als je het niet met elkaar eens bent?

e. Wat doe je als je klaar bent met je taak?

f. Hoe gaan jullie de gedane taken controleren?

g. Wanneer, aan wie en op welke manier gaan jullie hulp vragen?

Stap 3: Wat is samenwerken niet?

Ook dit is een een leuke vraag om samen met de leerlingen te beantwoorden. Waarschijnlijk komen de volgende punten dan aan de orde:

a. Welke ongeschreven regels gelden er?

b. Is het erg als één iemand meer doet dan de rest?

c. Is het erg als iemand helemaal niets doet?

d. Hoe moet je samenwerken met iemand die geen vriend van jou is?

Zorg ervoor dat je een mooie lijst maakt van alle afspraken. Hang de afspraken zichtbaar in de klas.

Stap 4: Aan welke eisen moet het eindproduct voldoen en hoe wordt het beoordeeld?

Dit is natuurlijk een vraag aan jou, als leraar. De eisen kunnen per opdracht verschillen. Geef hierbij ook aan wanneer een taak af moet zijn en hoeveel tijd de duo’s of groepjes per keer hebben om de opdracht te maken.
Zorg ervoor dat alle eisen en de procedure duidelijk en transparant zijn.
Zorg ervoor dat deze afspraken ergens na te lezen zijn voor de leerlingen. Op het bord of op een poster.

Veel plezier en succes.

Wil je een webinar van Sterke School bekijken? Klik dan hier

Heb je behoefte aan meer zelfvertrouwen als je voor de klas staat? Overweeg dan een privétraining

Online workshop

Een presentatie houden… hoe leer je dat?

Een presentatie houden… hoe leer je dat?

Wij vragen onze leerlingen regelmatig om een presentatie te houden. Of een spreekbeurt. En ik kan me herinneren dat ik, toen ik pas voor de klas stond, vond dat mijn leerlingen “dat maar gewoon moesten kunnen”. Ik had geen idee dat, of hoe, ik ze dat zou kunnen leren. Maar nu weten we dat we onze leerlingen alles moeten leren.. ook het houden van een presentatie. 

Presenteren kun je leren

Ik las in een oude “Juf” (Malmberg) een artikel met als titel “Presenteren kun je leren” Dat artikel heb ik gebruikt om een stappenplan te maken. Een stappenplan dat ik vroeger graag had willen hebben om de leerlingen beter te kunnen helpen.

Een stappenplan

1. Actief en respectvol luisteren.

Allereerst moeten de leerlingen leren hoe ze actief en respectvol luisteren:

  • Zit rechtop en kijk naar de presentator.
  • Schrijf eventuele vragen op, het liefst in een daarvoor speciaal bestemd schrift.
  • Praat er niet doorheen. (Stel je voor dat je daar zelf staat.)
    Fouten maken mag.

2. Hoe kies je het juiste onderwerp?

Soms krijgen leerlingen een onderwerp toegewezen, soms mogen ze zelf kiezen. In het eerste geval is het belangrijk om duidelijk aan te geven welke onderdelen bij het onderwerp horen, en welke beslist niet.

In het tweede geval moeten de leerlingen hun onderwerp afbakenen als het te groot is. “Voetbal” is zo’n voorbeeld. Het is dan beter als een leerling zijn of haar favoriete speler of club kiest.

3. Maak een mindmap of woordenweb.

Zet het onderwerp in het midden en laat de leerlingen er een maximaal aantal takken (subonderdelen) bij schrijven. Je kunt ook een voorgedrukte mindmap uitdelen, waarin de namen van de takken alvast staan ingevuld. Zorg ervoor dat iedere tak zijn eigen kleur krijgt. Maak eerst klassikaal een mindmap; doe het voor. Mindmappen werkt ook goed bij het maken van een verslag of werkstuk. 

4. Teksten en plaatjes

Sommige leerlingen werken graag vanuit plaatjes, anderen beginnen liever met tekst. Laat de leerlingen daarom bewust kiezen. 
Schrijvende leerlingen laat je per subonderdeel een tekstje schrijven. Daarna gaan ze er plaatjes bij zoeken.
Visueel ingestelde leerlingen laat je per tak plaatjes zoeken en daarna bij ieder plaatje een tekstje schrijven.
Geef altijd het (minimaal) vereiste aantal pixels op, zodat er tijdens de presentatie geen wazig zoekplaatje op het digibord  staat.

5. Filmpjes

Vertel dat eventuele filmpjes niet langer dan 2 minuten mogen duren.

6. Voorlezen

Je voorkomt het voorlezen van teksten door de leerlingen in tweetallen van te voren te laten oefenen aan de hand van een blaadje met steekwoorden. Dat kan ook ook in de vorm van een woordenweb of mindmap. Op deze manier kun je leerlingen trouwens ook laten oefenen met het vertellen van “boekzinnen” in hun eigen woorden.

7. Presenteren voor de hele groep

Geef regelmatig opdrachten, waarbij leerlingen staand (eerst achter hun stoel en daarna voor de klas) iets moeten vertellen. Zo’n vertelling duurt eerst 30 seconden en dat kan je langzaam opbouwen.

Geef daar de volgende aandachtspunten bij en geef daar ook feedback op:

a. Sta op twee benen.
b. Bedenk wat je met je handen doet.
c. Kijk je medeleerlingen om de beurt aan, kijk niet naar een punt of over de hoofden heen.

8. Over het stellen van vragen na afloop van een presentatie

Leer je leerlingen vragen stellen met de volgende beginwoorden:
a. Hoe denk je dat…
b. Sinds wanneer…
c. Hoe zou jij…
d. Wat is het belangrijkste dat…
Zet deze zinnen op het bord, zodat ze kunnen spieken.

9. Een presentatie maken met Powerpoint

Ook dat moeten leerlingen leren. Geef als eerste oefening oefening alle leerlingen hetzelfde onderwerp en geef ook aan hoeveel dia’s er minimaal en maximaal getoond mogen worden. Vertel ook welke eisen je stelt aan spelling, stijl, zinsbouw en illustraties.

10. De beoordeling van een presentatie

Het is meestal zo dat zowel jij als leraar als de leerlingen de presentatie mogen beoordelen. Ik vind dat altijd een moeilijk punt, omdat vriendjespolitiek en/ of affiniteit met het onderwerp vaak een rol spelen.

Het is beter om bijvoorbeeld 10 punten aan te geven, waar een presentatie aan moet voldoen. Dan is jouw beoordeling in ieder geval duidelijk en transparant:
Je: 
a. bent goed goed te verstaan.
b. staat op twee benen.
c. vertelt met passie over het onderwerp.
d. leest niet voor, je gebruikt je eigen woorden.
e. spreekt foutloos Nederlands qua grammatica
f. zegt maximaal 25 keer “..eh..”.
g. presentatie heeft ongeveer 10 dia’s.
h. weet duidelijk meer van het onderwerp dan hetgeen je gepresenteerd hebt.
i. je hebt 8 duidelijke plaatjes, die iets toevoegen aan je verhaal.
j. powerpointpresentatie voldoet aan de gestelde eisen
Je kunt ook nog eventueel een bonuspunt geven: 
k. Je hebt iets verrassends ingevoegd. Een filmpje, een quiz, een anekdote, een spel. Leuk voorbeeld: bij een spreekbeurt over “de Olifant” heeft de leerling een olifantendrol meegenomen…

Leerlingen kunnen feedback geven met de volgende hulpzinnen:

a. Het meest interessante wat ik gehoord heb was…
b. Wat ik nog niet wist was…
c. Wat ik erg goed vond was…
d. De volgende keer kan je beter…
Ook deze zinnen kun je op het bord zetten.

Veel plezier!

Wil je meedoen met mijn gratis webinar over De drie wetten van orde? Klik dan hier.

Wil je meer weten over digitale presentatievormen voor het onderwijs? Klik dan hier.