Tag Archief van: onderwijs

Mythes in het onderwijs

Mythes in het onderwijs

We horen niet alleen mythes in het onderwijs, we horen en zien overal verhalen die simpelweg onjuist zijn. Ik vind dat een interessant gegeven. Bijvoorbeeld: hoe komt iemand er bij om te beweren dat de aarde plat is?

Geloof je me niet? Kijk maar!

Snap jij het?

Hoe komen weldenkende mensen erbij om te geloven – en te beweren – dat de aarde plat is? Is er ergens ter wereld een aardrijkskundeleraar die haar leerlingen vertelt dat de aarde niet rond is? Ik ben benieuwd. Ik zou graag eens van gedachten wisselen met die leraar.

En ja, ik weet het wel: voor ieder gepubliceerd onderzoek kun je ook een onderzoek vinden dat het tegendeel bewijst. Lang leve het internet. Maar hoe moet ik dan weten wat de waarheid is?

Ligt de waarheid ergens in het midden?

Nee toch? Ik durf te beweren dat ik zeker weet dat de aarde rond is en niet plat en ook niet halfrond. Daar heb ik geen enkele twijfel over. Zo twijfel ik ook niet aan het nut van inenten. Maar dat komt waarschijnlijk omdat ik als kind bijna dood ben gegaan aan de mazelen en ik weet nog goed hoe ik me toen voelde.

Maar als ik eerlijk ben:

  1. heb ik wel heel lang geloofd dat ik geen wiskundeknobbel had – dat zei mijn moeder altijd
  2. dacht ik dat leerlingen verschillende leerstijlen hadden – het was echt een hele leuke lezing die ik daarover gevolgd heb en de spreker was zeer overtuigend
  3. was ik er van overtuigd dat leerlingen druk worden van suiker – ik dacht dat ik daar in de praktijk voldoende bewijs van had gezien

En toen las ik DIT boekje

En wat blijkt?

    1. Kinderen hebben GEEN verschillende leerstijlen. Leerstijlen bestaan niet. Verschillende voorkeuren bestaan wel.
    2. We gebruiken gewoon 100% van onze hersenen (en geen 10%).
    3. Je leert helemaal niks in je slaap. Jammer. Ik leg toch nog steeds een boek onder mijn kussen als ik een toets heb. Baat het niet dan schaadt het niet.
    4. Jongeren worden niet druk van suiker. Het is wel slecht voor hun tanden en vetgehalte.
    5. Je wordt niet (langdurig) slimmer als je naar klassieke muziek luistert (het effect duurt maximaal 15 minuten).
    6. Je denkt niet met een halve hersenhelft. Bij alle taken werken beide hersenhelften samen.
    7. Multitasken werkt slecht. Multitasken kan alleen als één van beide taken volledig geautomatiseerd is en het is altijd effectiever (voor mannen èn vrouwen) als je op één taak focust.
    8. Stressgevoeligheid en veerkracht zijn individueel bepaald dus algemene tips zullen niet werken.
    9. De wiskundeknobbel bestaat niet. Gelukkig maar. Aanleg c.q. talent helpt wel, maar alleen met voldoende oefening (zoals de 10.000-uren regel) word je ergens goed / beter in.

En ook: in de taxonomie van Bloom en de piramide van Maslov is door anderen een ordening aangebracht: beide heren hebben hun schema bedoeld als theoretisch model en niet om toe te passen in de praktijk.

Kort door de bocht

Je kunt dus alles leren, maar alleen door talent + veel oefening kun je een virtuoos worden. Dit is pas echt goed nieuws voor onze leerlingen! En voor mij. Ik bleek uiteindelijk best goed in wiskunde. Alleen weet ik nu dus pas waarom: ik was een brave leerling die haar huiswerk altijd maakte en haar wiskundesommen net zo vaak maakte tot ze snapte hoe het werkte.

Maar even terug naar de vraag

Hoe moet ik er als leraar achter komen wat de waarheid is?

Hoe moet ik mijn leerlingen leren wát de waarheid is en wáár zij die waarheid zelf kunnen vinden?

Dat laatste is onmogelijk. Ook zelf-ontdekkend leren is een mythe in het onderwijs. Maar niet voor alle leerlingen: alleen voor leerlingen met onvoldoende basiskennis. Wij als leraren moeten onze leerlingen zoveel absolute kennis meegeven dat zij voldoende basiskennis hebben om het onderscheid te kunnen maken. Daar komt geen zelf-ontdekking aan te pas.

Hulp nodig?

Je kunt hulp vragen aan een collega, duo-partner, leidinggevende, je schoolopleider of je maatje. 

Als dat er niet inzit, kun je natuurlijk altijd terecht bij de beste site voor startende leraren: Sterke School

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan en ga voor de strippenkaart, een spoedcursus klassenmanagement of een online cursus.

Ouderwets = uit de tijd … dus weg ermee!

Ouderwets = uit de tijd … dus weg ermee!

Als ik naar het onderwijs kijk vandaag de dag, dan vind ik eigenlijk dat er weinig is veranderd. Meer dan 100 jaar geleden zaten er veel te veel kinderen in een lokaal en er stond een leraar voor die erg zijn best deed om zo goed mogelijk les te geven.
Wat is er dan veranderd?

Nou, oké dan

Techniek is de school ingekomen, met het digibord, de computer en de tablet. We weten meer; er is zoveel meer kennis over leren en onderwijzen. Kinderen hebben een andere rol in het gezin dan 100 jaar geleden. Iedereen heeft een mobieltje. De zaterdag is tegenwoordig een vrije dag. Er zijn meer juffen dan meesters; meisjes hebben iets meer kansen dan toen. AI-ontwikkelingen gaan hard. De maatschappij is veranderd. En gelukkig maar; ik moet er niet aan denken dat alles nog steeds hetzelfde zou zijn als 100 jaar geleden.

Lijfstraffen, ezelskoppen, aparte opdrachten voor meisjes en jongens…

Maar als je nog eens kijkt naar de schoolklassen van toen en van nu…? Op de meeste scholen doen we nog steeds ontzettend ons best om zo goed mogelijk les te geven aan een (te grote) groep leerlingen in een klaslokaal. Betekent dat dan dat het meeste onderwijs per definitie ouderwets is?
Ouderwets vinden we toch een beetje een “vies woord”. Uit de tijd. Achterhaald. Verleden tijd. 

Baanbrekende onderwijsvernieuwingen

  • Onderwijs is niet meer van deze tijd
  • Leraren moeten niet lesgeven maar coachen
  • Leerlingen weten zelf wat goed voor ze is

Het klinkt zo ideaal, vriendelijk, respectvol. Wat zou het toch fijn zijn als dergelijk onderwijs zou werken voor alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond en het beroep van hun ouders. Maar helaas… dat is niet zo. 

Er zijn veel te veel leerlingen die te weinig kennis meekrijgen – van huis uit –  om te kunnen weten wat ze zouden willen leren. Deze leerlingen verzuipen op deze vernieuwingsscholen. Net als leerlingen die structuur, helderheid en een goede band met een leraar nodig hebben. Deze vernieuwingsscholen zorgen ervoor dat de kansenongelijkheid alleen maar groter wordt.

Ze mogen van mij wel blijven hoor

Maar kom niet aan met ouderwets. Er zijn echt heel veel ouderwetse dingen die van mij gewoon terug mogen in het onderwijs. En verbeterd mogen worden; want dat kunnen we met de kennis van nu.

Ik pleit er voor om een paar ouderwetse zaken terug te halen in onze klassen. Ouderwets kan dan wel vies klinken, maar deze ouderwetse technieken werken. Ze zorgen ervoor dat onze leerlingen de dingen leren die ze moeten leren. En ik pleit er ook voor om een aantal nieuwe technieken te behouden. Omdat ze goed zijn voor onze leerlingen. Omdat onze leerlingen goed moeten leren lezen, schrijven en rekenen. Juist nu.

Aan welke zaken kun je zo denken?

  1. Leerlingen zijn geen volwassenen. Hun hersenen zijn nog niet volgroeid, dus ze kunnen die nog niet volledig benutten. Ze zijn nog niet in staat om goed-doordachte beslissingen te nemen. Het is de taak van een leraar om ze daar bij te helpen. Een leraar moet heel goed weten wat een leerling wel niet zelf kan beslissen. Een leraar moet duidelijke keuzes bieden.
  2. Het digibord is fantastisch en het moet blijven. Maar hang er alsjeblieft een krijtbord naast; haal dat whiteboard weg. Krijtborden zijn een must voor degelijk schrijfonderwijs en het maken van duidelijke schema’s. Want iedere leerling kan op een krijtbord zie wat er staat; ook de leerlingen die achterin het lokaal zitten. Dat heb ik op een whiteboard nog niemand voor elkaar zien krijgen.
  3. Zorg dat je goed weet wat de leerlingen moeten weten en kunnen: ken je leerlijnen. Leg daar de methode naast. Gebruik de methode als handreiking en nooit als wet. Vertel verhalen.
  4. Leraar zijn is een vak. Er wordt veel van je verwacht en je hebt een enorme verantwoordelijkheid. Gedraag je daar ook naar. Ga terug op je voetstuk; profileer je als deskundig en laat je ook als zodanig betalen.
  5. Tafels stampen. Rijtjes opzeggen. Gemaakte fouten verbeteren. We weten precies op elke manier – en waarom – leerlingen basiskennis het beste opslaan.
  6. Kleuters leren door spelen. Liedjes zingen. Rijmpjes. Bewegen. Voordoen – meedoen – nadoen. Rituelen!
  7. Het is goed om iedere dag te zingen. Ja: met alle leeftijden. Voor mijn part met YouTube en ondertitels, maar zing met je klas minimaal één lied per dag. En zing zelf mee!
  8. Leerlingen hebben knuffels nodig. Geen pandaberen, maar op schoot zitten en een troostende arm horen erbij. Een beetje meer vertrouwen in onze mannelijke collega’s mag best.
  9. Jongens moeten kunnen stoeien en flinke competities houden. Rennen. Duwen. Vechten. Hun kracht en uithoudingsvermogen testen. Spreek wel goed af waar, wanneer en met welke regels.
  10. Leerlingen (en hun ouders) zijn niet van suiker. Je mag ze altijd aanspreken op hun gedrag. Je hoeft je niet te verdedigen; soms heb je gewoon gelijk omdat jij de leraar bent. En als je geen gelijk hebt, geef je dat gewoon toe.

Wil je weten wat de visie van een school voor invloed heeft op het onderwijs en de ontwikkeling van leerlingen?

Lees dan dit boek: Klaskit van Pedro de Bruyckere

Hulp nodig?

Je kunt hulp vragen aan een collega, duo-partner, leidinggevende, je schoolopleider of je maatje. 

Als dat er niet inzit, kun je natuurlijk altijd terecht bij de beste site voor startende leraren: Sterke School

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan en ga voor de strippenkaart, een spoedcursus klassenmanagement of een online cursus.

Storend gedrag? Grijp onmiddellijk in!

Storend gedrag aan het begin van het schooljaar

De eerste dagen van een nieuw schooljaar verlopen meestal soepel, zonder veel storend gedrag van leerlingen.
Ze zijn nieuwsgierig – vooral naar jou, ze luisteren naar wat je te zeggen hebt en ze stellen zich welwillend op. 
Jij bruist van de energie, je hebt een lijst met leuke activiteiten en lessen en je houdt na de eerste dag al van ze. 

Maar na een paar dagen lijkt het wel alsof er een knop omgaat...

Rachid roept zomaar door de klas.
Trude en haar buurvrouw zitten steeds aan elkaars haar te frutten.
Floor tikt – als het even stil is – met haar pen op tafel.
Vidya staart uit het raam in plaats van haar opdracht te maken.
Je hoort ergens een scheldwoord – je weet niet wie dat scheldwoord riep, noch voor wie het bedoeld was – en de hele klas verkondigt luidkeels dat zij het niet waren maar dat het toch echt X, Y of Z (vul maar in) was.

En vervolgens duurt het heel lang voor de gemoederen bedaard zijn en je verder kunt met je les.

Waar komt dat gedrag plotseling vandaan?

Natuurlijk is het een open deur, maar leerlingen willen maar drie dingen:

  1. Gezien en gehoord worden – door jou als leraar
  2. Zich veilig voelen – anders is leren onmogelijk
  3. Erbij horen – iedereen, ook een leerling, past zijn gedrag aan aan de normen van de groep

Maar de normen van een groep zijn nog niet vastgesteld; dat gebeurt tijdens de eerste vier tot zes schoolweken. En in die eerste weken gaan de potentiële leiders van de groep met elkaar wedijveren wie de dienst uit mag gaan maken dit schooljaar. 

Het is jouw taak om dat in goede banen te leiden!

  1. Je laat herhaaldelijk en duidelijk merken dat iedereen welkom is en erbij hoort – je luistert, kijkt en reageert respectvol
  2. Jij stelt de normen vast waardoor iedereen zich veilig kan voelen – en deze normen (afspraken) bewaak je consequent
  3. Zo word jij de leider van de groep en zullen alle leerlingen zich gaan aanpassen aan jouw normen – en iedereen hoort erbij

Door consequent, duidelijk en congruent op alles te reageren creëer je rust en veiligheid in de klas. Om zeker te weten dat jij als leraar voor deze veiligheid kunt zorgen, proberen de leerlingen je uit. Ze testen je. 

Als je zakt voor deze test krijg je ordeproblemen

  1. Inconsequent gedrag wordt ingevuld als: Deze leraar luistert niet naar mij/ begrijpt mij niet
  2. Het niet handhaven van afspraken zorgt voor een onveilig gevoel: niemand weet meer waar zij aan toe zijn – en dan neemt de meest agressieve leider de leiding van je over 
  3. Deze agressieve leider bepaalt wie er wel en niet bij mogen horen; de rest wordt meeloper of zondebok – met als resultaat: pesten

Welke reacties werken averechts?

  • Een leerling hardop tot de orde roepen
  • Namen van leerlingen noemen
  • Echt boos worden
  • Op de persoon spelen
  • Dreigen
  • De hele klas straf geven
  • In discussie gaan
  • Waarschuwen

Wat kun je allemaal wel doen?

Er is van alles om uit te proberen:

  • Zend een boze blik naar de dader
  • Kijk omstandig over de rand van je bril (als je die hebt)
  • Loop naar de boosdoener toe en spreek hem onder vier ogen aan
  • Loop door de klas en ga -zonder je verhaal te onderbreken – achter kletsers staan
  • Geef luid en duidelijk complimenten aan de leerlingen die doen wat jij gezegd hebt
  • Vertel altijd welk (zichtbaar) gedrag jij wilt zien
  • Maak een leuke grap over het voorval
  • Leidt de aandacht af (goochelen met aandacht)
  • Wees vanaf de eerste dag duidelijk over de consequenties van storend gedrag en pas deze –  zonder gedoe – meteen toe
  • Verplaats discussies naar buiten schooltijd

Samenvatting

Het roepen van Rachid, het gefrut van Trude en haar buurvrouw, het tikken van Floor en het reageren op elkaar… het zijn testcases. Voor jou als leraar. Zie het ook zo! Het is een teken dat je nu echt aan de bak moet: tijd om onmiddellijk in te grijpen.

Als één leerling storend gedrag vertoont: grijp meteen in.
Leerlingen doen iets anders dan jij wilt: grijp in.
Hoor je storende geluiden en je weet niet van wie: grijp in.

Meteen en adequaat.
En vooral: consequent, rustig en zonder gedoe.

  1. Ik zie dat…
  2. De regel is dat…
  3. De consequentie van dit gedrag is…
  4. Conclusie: Je bent een geweldige leerling, maar je gedrag was storend en ongewenst en daar staat deze consequentie op: …
  5. Je voert de consequentie uit
  6. Herstel de relatie met de leerling

Extra tip: iedere consequentie moet in verhouding staan tot de overtreding.

Leerling hebben recht op zichtbaarheid, veiligheid en iedereen hoort erbij.

Hulp nodig?

Als het goed is kun je hulp vragen aan een collega, duo-partner, leidinggevende, je schoolopleider of je maatje. 

Als dat er helaas niet inzit, kun je natuurlijk altijd terecht bij de beste site voor startende leraren: Sterke School

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan en ga voor de strippenkaart, een spoedcursus klassenmanagement of een online cursus.

Hoeveel werk kan jij aan?

Hoeveel werk kan jij aan?

Hoeveel werk kan jij aan?

Iedereen heeft het erover: Werkdruk in het onderwijs. Een leraar heeft teveel werk en te weinig tijd. Dat klopt niet met elkaar….

Teveel taken.

Te druk.

Teveel te doen.

Hoeveel werk kan jij aan?

Afgelopen week kreeg ik het weer te horen:

“O, kom je een workshop geven?  Ja, leuk. Maar eigenlijk heb ik daar helemaal geen tijd voor. Ik heb teveel te doen. Ik moet nog 4 x 25 proefwerken nakijken, rapporten invullen (want morgen hebben we rapportvergadering) en alles in magister zetten en mijn lokaal is ook niet opgeruimd. En ik moet ook nog voorbereiden voor morgen, maar ik denk dat ik dat niet ga doen.”

Weten we nog wel wat belangrijk is in het onderwijs?

Waar het om gaat?

Waarom we iedere dag opnieuw dat lokaal instappen?

En waarom hebben we het eigenlijk zo druk?

Zijn we te perfectionistisch?

Doen we steeds braaf wat anderen ons zeggen te doen?

Willen we iedereen altijd blij maken en vergeten we onszelf?

Of doen we de verkeerde dingen op het verkeerde moment?

Ik weet het niet. Maar dit weet ik wel:

Als je veel te doen hebt zijn er twee mogelijkheden:

  1. Je vind het heerlijk en je gedijt onder de spanning die het vele werk met zich meebrengt.
  2. Je wilt alles goed doen, maar je slaapt slecht en wordt kribbig omdat je niet alles goed kunt doen.

In het eerste geval: houden zo! Dan kun je je werk aan.

In het tweede geval: STOP!

  1. Pak een pen en papier.
  2. Ga zitten.
  3. Maak een lijstje van alles wat je nog moet doen (tussen nu en de komende drie maanden).
  4. En vul al je “to do’s” op het schema van belang in.

En zorg ervoor dat het blok linksboven altijd LEEG is!

Je kunt ook onze online cursus Time-management voor leraren volgen. Bekijk eerst het webinar.

Moeilijke groep

Hoe je overleeft in een moeilijke groep

Hoe je overleeft in een moeilijke groep – en uiteindelijk kunt lachen met je leerlingen

Marcel solliciteerde naar een nieuwe baan. Groep 7. Tijdens het sollicitatiegesprek vertelde de directeur dat ze graag een man voor deze groep wilden, omdat het best een moeilijke groep was. Zijn eerste vraag was: Hoe sterk sta je in je schoenen op een schaal van één tot tien?

Marcel stelde drie tegenvragen:

  1. Welk cijfer heeft deze groep nodig?
  2. Welke praktische begeleiding krijg ik?
  3. Bij wie kan ik terecht als ik het niet meer zie zitten?

De directeur roerde in zijn koffie. De IB-er bladerde in Marcels CV. Het bleef even stil.

Marcel dronk zijn thee op en hield zijn mond. De IB-er kuchte. Ik denk dat deze groep wel een tien nodig heeft

Marcel knikte. Prima. Ik kan een tien bieden als jullie voor punt 2 en 3 zorgen.

De directeur knikte

Ik krijg altijd veel verzoeken om hulp van leraren die plotseling een moeilijke groep over moeten nemen. Ze beginnen enthousiast, maar na een paar weken gaan ze met lood in hun schoenen naar school.

Negatief gedrag is de norm geworden.

Natuurlijk: kinderen proberen een nieuwe leraar uit, dat is normaal. Maar in moeilijke groepen wordt het uitproberen van de leraar overstegen door negativiteit.

Wat zijn de symptomen van een moeilijke groep?

  • De leerlingen letten de hele tijd alleen maar op elkaar.
  • Ze reageren op alles; verbaal en nonverbaal.
  • Leerlingen lijken niks te pikken; niet van hun klasgenoten en niet van de leraar.
  • Straffen en belonen lijken geen enkel effect te hebben.
  • De groep wordt heel moeilijk stil. Als dat eindelijk is gelukt, beginnen ze weer opnieuw met praten.

Eerst moet je een aantal zaken te onderzoeken:

  • Neem een sociogram af. Het geeft je inzicht in welke relaties er in de groep zijn.
  • Kijk welke leerlingen een “etiket” hebben. Praat met deze leerlingen, hun ouders en je collega’s en vraag welke benadering bij deze leerlingen werkt.
  • Zoek uit wie de informele (negatieve) leider is van de groep. Deze leerling geef je geen speciale aandacht meer.
  • Zoek uit welke leerlingen wel positief zijn, maar dit niet meer durven te laten merken. Deze leerlingen geef je extra positieve aandacht.
  • Vraag naar het verleden van de groep. Wanneer is deze sfeer ontstaan? Wat kunnen de oorzaken zijn?
  • Vraag steun aan je leidinggevende, je collega’s en de ouders.

In  de groep zelf is het zaak om te focussen op je lessen en je klassenmanagement:

  • Zorg voor een duidelijke, voorspelbare structuur en routines.
  • Trek het je nooit persoonlijk aan. Het heeft niets met jou te maken, maar met groepsprocessen uit het verleden. Zie het als een uitdaging om het tij te keren.
  • Kies bewust: wanneer noem je specifieke namen van leerlingen en wanneer spreek je in het algemeen?
  • Benoem alle gedrag dat je ziet. Negatief gedrag kap je kort en duidelijk af, bij positief gedrag complimenteer je extra.
  • Ga nooit in discussie. Spreek duidelijk je verwachtingen uit en geef twee keuzes. Zorg dat je zelf achter beide keuzes staat
  • Voorkom stemverheffing. Praat zacht.
  • Gebruik technieken die continue de aandacht op jou
  • Wees snel, kort en effectief.
  • Blijf rustig, tactvol en lief. Zorg voor een warme ondertoon, hoe streng je ook bent.

En tot slot:

  • Houd vol!!!!
  • Blijf lachen!
  • Koester ieder klein succesje.
  • Blijf geloven in een ommekeer.

Doe zoals Marcel. Maak van te voren duidelijk hoe je het wilt hebben. Ook als je een vrouw bent…

En wanneer kan ik eindelijk lachen met mijn leerlingen?

  1. Maak iedere dag een grap.
  2. Kijk goed naar de reactie van de leerlingen.
  3. Straf negatieve reacties meteen af.
  4. Houd vol.
  5. Je bent er bijna als leerlingen écht lachen om jouw grap.

Heb je minder zelfvertrouwen dan Marcel? Doe dan mee aan de tweedaagse.

Tips nodig voor het omgaan met gedragsproblemen? Kijk op de site van Anton.

Taalgebruik

Let op je taalgebruik in de klas

Let op je taalgebruik in de klas

Wij mensen gebruiken het woordje niet regelmatig. Het is ingeburgerd in ons taalgebruik. Ook in de klas hoor ik leraren regelmatig tegen leerlingen zeggen dat ze iets niet moeten doen. De opdracht lijkt dan duidelijk, maar eigenlijk is het dat niet.

Een paar voorbeelden

* Je hebt toch duidelijk gezegd dat Johanna niet meer moet praten, maar ze doet het toch…
* Een aantal leerlingen levert een opdracht in die met potlood is geschreven, terwijl je toch duidelijk had gezegd dat dat niet moest…
* De dubbele ontkenning: ‘Als jullie niet allemaal je opdracht af hebben, krijgen jullie geen beloning…’

Het woordje 'niet' is onduidelijk taalgebruik.

  • Dat komt omdat onze hersenen (en dus ook die van je leerlingen) het woord “niet” moeilijk kunnen verwerken. Als ik niet zeg, dan verwacht ik van jou dat jij iets verwijdert uit jouw hersenen. Maar hoe kun je iets verwijderen waar ik net de nadruk op heb gelegd?
  • Zodra een leerling hoort wat hij niet moet doen, weet hij nog niet wat hij wel moet doen. De enige optie is dan om de laatst gehoorde aanwijzing uit te voeren.

Dat is de roze olifant

Probeer hem maar uit: “Denk niet aan een roze olifant!”
Onmiddellijk projecteren jouw hersenen een roze olifant in jouw hoofd. Het is dus onmogelijk om er niet aan te denken.
Dus als jij tegen Johanna zegt dat zij NIET moet praten, dan vangen haar hersenen alleen het woordje “praten” op… en mag jij drie keer raden wat Johanna gaat doen – of gewoon mee doorgaat. Dat gaat onbewust, dus eigenlijk kan Johanna er niets aan doen…

De oplossing

Simpel: Je vertelt wat je wel wilt zien of horen.

  • Je mag zeggen wat beslist niet mag, als je je zin vervolgens aanvult met hoe het wel moet
  • Geef alle opdrachten in gewenst zichtbaar gedrag
  • Een voorbeeld van wat je wilt zien of horen maakt je taalgebruik nog duidelijker
  • Betrap jezelf op het gebruik van het woordje niet en corrigeer jezelf meteen

En ja: natuurlijk mag je je vergissen. Ik doe dat zelf ook heel vaak. Maar hoe meer je je ervan bewust bent, hoe beter je taalgebruik zal worden.

 

Succes!

Wil je wel eens weten wat er omgaat in het hoofd van jouw leerlingen? Misschien is dit een goed IDEE voor jou.

Heb je zin om mee te doen met ons eerstvolgende webinar of wil je een webinar on demand bekijken? Klik dan HIER

Zoek je een goede coach? Ik heb na de vakantie weer tijd voor nieuwe trajecten. Mail naar judith@sterkeschool.nl en we maken een afspraak voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.

Heb je geen behoefte aan een coach, maar kun je zo nu en dan een steuntje in de rug gebruiken? Kies dan voor de strippenkaart.

Vijf tips voor als het weer tegen werkt

Vijf tips voor als het weer tegen werkt

Vijf tips voor als het weer tegen werkt

Je kent het wel:
1. Het is vrijdagmiddag. Of door de week het 8e of 9e uur.
2. Het lijkt alweer een eeuwigheid geleden sinds het vakantie was.
3. Je leerlingen zijn irritant druk. Of sloom.
Het gaat stormen. Het onweert. Of het is gewoon warm. Leerlinggedrag heeft vaak met het weer te maken. Denk ik.

Is dat onderzocht?

Heeft iemand al eens wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het verband tussen weer en leerlinggedrag? Volgens mij kunnen we daar wel wat mee. Dus als je iemand kent… ik houd me aanbevolen voor het publiceren van de resultaten.
Je kunt natuurlijk proberen “gewoon” les te geven. De kans is groot dat je continu moet waarschuwen en dat de sfeer heel vervelend wordt. Ik heb het wel eens voor elkaar gekregen om er op zo’n vrijdagmiddag zeven leerlingen uit te sturen. Van de 23. Niet verder vertellen; ik schaam me nog steeds…

Daarom krijg je deze vijf tips...

…voor het voorkomen van situaties waar je je later voor schaamt:
1. Stop je les en geef een opdracht (met als het lukt hetzelfde lesdoel) die de leerlingen alleen of in kleine groepjes kunnen uitvoeren.
2. Zet een luisterboek op (of lees zelf voor) of rustige muziek (Satie!) en geef de leerlingen een moeilijke kleurplaat om ondertussen (heel precies!) in te kleuren. Ja, óók in de bovenbouw van het VO en op het MBO.
3. Ga met je leerlingen naar buiten en maak een wandeling met een kijkopdracht.
4. Houd een quiz (Kahoot!), ga bingoën of doe een ander spel met de hele klas.
5. Zorg in ieder geval voor een voorraad activiteiten en opdrachten voor die momenten waarop je wel les moet geven, maar het beter is voor iedereen om dat niet te doen.

Succes!

Heb je zin om mee te doen met ons eerstvolgende webinar of wil je een webinar on demand bekijken? Klik dan HIER

Zoek je een goede coach? Ik heb weer tijd voor een paar nieuwe trajecten. Mail naar judith@sterkeschool.nl en we maken een afspraak voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.

Heb je geen behoefte aan een coach, maar kun je zo nu en dan een steuntje in de rug gebruiken? Kies dan voor de strippenkaart.

Ja maar

Ja maar… in de klas

Ja maar... in de klas

“Ja maar…” is misschien wel het meest gegeven antwoord in de klas.
“Ja maar… ik heb geen…, ik kan niet…, ik weet niet…, ik doe niets.., ik…”
En natuurlijk de variatie daarop: “Ja maar hij… (of zij…)”
Het eerste woord dat je hoort is “ja”. ‘Fijn’, denk je dan. De wil is er. En nu de actie nog.
Maar die actie komt niet. Omdat er weerstand zit bij de leerling tussen de JA en de ACTIE. 

Wat betekent 'Ja maar' eigenlijk?

Ja maar betekent eigenlijk Ik ben nu in de weerstand omdat jij iets anders zegt dan ik had willen horen. De leerling in kwestie zegt nee, maar dan in andere bewoordingen. Ja maar is altijd bedoeld als verdediging èn aanval tegelijk. Een uitnodiging naar jou om in de verdediging te schieten. En zodra je in die val trapt, heb je een discussie gecreëerd. 

Welke opties heb je?

  1. Je kunt er een strijd van maken door jezelf te gaan verdedigen. Negen van de tien keer verlies je die strijd overigens; het kost (effectieve les)tijd en met een beetje pech krijgt de leerling medestanders en ontstaat er weerstand bij de hele klas. Meestal levert deze strategie onrust en gedoe op.
  2. Je voorkomt iedere discussie door te zeggen: “Helaas heb ik nu geen tijd om hier nu op in te gaan, maar je bent vanmiddag om drie uur van harte welkom. Dan kunnen we het er over hebben. Nu gaan we door met de les.”
  3. Je kunt ook vasthouden aan wat jij van de leerling wilt:“Geen ja maar, gewoon doen. Nu graag. Onmiddellijk.” Blijf de leerling daarbij strak aankijken, net zolang tot het gebeurt. De leerling kan er dan voor kiezen om de weerstand uiteindelijk weg te halen. In sommige gevallen gaat de leerling de strijd met je aan en die strijd win je alleen als je heel stevig in je schoenen staat.
  4. Een variatie hierop is om een leerling in vragende vorm een opdracht te geven en gewoon door te gaan met je les. Je controleert niet (of onopvallend) of de opdracht wordt uitgevoerd. “Ach, wil jij even…? Dank je wel.”
  5. Als je geen zin hebt in gedoe neem je de maar weg en committeer je de leerling aan een actie. Erg handig bij het ontbreken van pennen en andere missende schoolspullen. “Dus als je wel een pen hebt dan kun je beginnen? Mooi, dan heb je hier een pen. Alsjeblieft. Begin maar.”
  6. Je kunt de weerstand ook gewoon negeren en de verantwoordelijkheid bij de leerling leggen. “Oké, prima. Dan mag je het zelf oplossen. Kun jij dit zelf oplossen op een positieve manier waar iedereen mee kan leven? Fijn, ga je gang. Dan laat ik het verder aan jou.”
  7. Als je vermoed dat er meer achter zit, zet je de klas aan een zelfstandige opdracht en neem je de leerling even apart. Onder vier ogen vraag je naar de oorzaak van de weerstand. Zorg dat de leerling zich gezien en gehoord voelt, maar houdt wel vast aan wat jij wilt.

SUCCES!

Wil je wel eens weten wat er omgaat in het hoofd van jouw leerlingen? Misschien is dit een goed IDEE voor jou.

Heb je zin om mee te doen met ons eerstvolgende webinar of wil je een webinar on demand bekijken? Klik dan HIER

Zoek je een goede coach? Ik heb weer tijd voor een paar nieuwe trajecten. Mail naar judith@sterkeschool.nl en we maken een afspraak voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.

Heb je geen behoefte aan een coach, maar kun je zo nu en dan een steuntje in de rug gebruiken? Kies dan voor de strippenkaart.

Praten tegen leerlingen

Hoe praat jij tegen je leerlingen?

Hoe praat jij tegen je leerlingen?

Ik kom wel eens in klassen waar de leraar op een bepaalde manier tegen de leerlingen praat. Op een manier waarvan mijn nekhaar onmiddellijk recht overeind gaat staan. Of mijn tenen zicht spontaan naar beneden krullen.

Fout leerkrachtgedrag

Foute taal. Het doet pijn. Bij de leerlingen. Bij mij – als ik achter in de klas zit en het hoor.

Waarom kan ik er niet tegen?

Ik moet er altijd iets van zeggen omdat ik in het verleden ook regelmatig fout taalgebruik bezigde tegen mijn leerlingen. Ik had een collega nodig die tegen mij zei dat mijn manier van praten verkeerd was. “Fout?” Riep ik beledigd uit. “Waar heb je het over?” Ik was me er gewoon niet van bewust hoe ik overkwam op de leerlingen, ik deed het niet expres. Ik had iemand nodig die het hardop tegen me zei, hoe confronterend het ook was.

Over wat voor taal heb ik het eigenlijk?

 Ik geef zeven voorbeeldzinnen. De bijbehorende houding én de beledigende c.q. gekwelde blik in de ogen van de leraar mag je er zelf bij bedenken.

1. Waarom zijn wij wat anders aan het doen?
2. Jij bent echt heel erg dom.
3. Ik heb het nu al twee keer uitgelegd. Als jullie het nu nog niet begrijpen…
4. Zit!
5. Tja, dat krijg je als je uit zo’n gezin komt als jij.
6. Ach, dat kan jij toch niet.
7. Hoe komt het toch dat jij…?

En nu zeg ik niet dat jij dat ook doet. Waarschijnlijk praat jij altijd op de juiste manier. Dan is mijn opgeheven vingertje niet voor jou bedoeld. Maar misschien wel voor een van jouw collega’s. Want je kent er vast wel één. Spreek diegene er alsjeblieft op aan. Dat scheelt een berg rechtopstaand nekhaar.

Heb je zin om mee te doen met ons eerstvolgende webinar of wil je een webinar on demand bekijken? Klik dan HIER

Zoek je een goede coach? Ik heb weer tijd voor een paar nieuwe trajecten. Mail naar judith@sterkeschool.nl en we maken een afspraak voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.

Heb je geen behoefte aan een coach, maar kun je zo nu en dan een steuntje in de rug gebruiken? Kies dan voor de strippenkaart.

Let op je woorden: NEE

Wat als een leerling NEE zegt?

Wat als een leerling NEE zegt?

Je staat voor de klas. Je hebt net een vraag gesteld of een opdracht gegeven en één van de leerlingen zegt luid en duidelijk NEE. Ik heb dat best vaak meegemaakt. Vervolgens raakte ik  verzeild in een strijd met die leerling. Strijd = onrust = niet leuk. Het houdt je les op, zorgt voor gedoe omdat andere leerlingen zich ermee gaan bemoeien en in het ergste geval wordt de leerling er uiteindelijk uitgestuurd.

Ken jij dat ook?

Jij zegt: Stop met … 
Leerling zegt: Nee!
Of een leerling zegt JA, maar doet NEE.

Je stelt vragen, maakt positieve opmerkingen, probeert de leerling over te halen om toch…. maar nee. 
Voor je het weet zit je in een vervelende discussie (of strijd) die je teveel tijd en energie kost en die je waarschijnlijk nog verliest ook…

Wat kun je doen als een leerling NEE zegt?

Er zijn vier soorten nee: de NEE van…

  1. …het slachtoffer. Hij wil wel maar hij weet niet hoe.
  2. …de vechter. Hij wil de strijd met jou aangaan.
  3. …de verhevene. Hij wil zich beter voelen dan jij.
  4. … de vluchter. Hij wil er onderuit komen.

Het is zaak om er snel achter te komen wat voor nee je hebt gekregen. Als het goed is kun je dat goed inschatten door de toon van de stem, de houding en de gezichtsuitdrukking. Check wel even na of jouw interpretatie klopt. Benoem wat je hoort en ziet.

Je voorkomt gedoe door je zinnen op een andere manier te formuleren

Als je een opdracht geeft in een vragende zin, hebben leerlingen de mogelijkheid om nee te zeggen. Geef opdrachten altijd in de gebiedende wijs en zorg dat zichtbaar is wat ze precies moeten doen (bijvoorbeeld op het bord).

Maak aan het begin van iedere duidelijk dat er opdrachten gemaakt moeten worden. Leg dan meteen uit waarom dat moet (= wat de leerlingen er aan hebben) en herhaal dat zodra de leerlingen moeten beginnen met de opdracht.

In houding en taal laat je altijd zien dat je ervan uitgaat dat iedereen doet wat je wilt. Jij hebt de regie.

Stel hoge eisen; vraag nooit minder. Je doet het niet voor jezelf, maar voor de leerlingen. Maak duidelijk dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun toekomst en jij niet. Jij hebt tenslotte al een toekomst.

Zie de lol er van in: het is een spelletje. Je mag dus best lachen omdat je het een leuke grap vindt of  je hoort gewoon niet wat de leerling zei – en dat zeg je luidkeels.

Vertel overdreven verhalen over andere leerlingen die ook NEE zeiden – en slecht terecht kwamen.

NEE zeggen is niet jouw probleem, maar van de leerling

Kaats in alle gevallen het probleem weer terug.

  1. Aan het slachtoffer kun je vragen op welke manier je kunt helpen zodat het wel lukt. Overdrijf hierbij flink.
  2. De vechter laat je in zijn sop gaar koken of je geeft de keus tussen twee opties die voor jou allebei oké zijn.
  3. De verhevene bejegen je tactisch. Toon begrip, beweeg mee en stel hem voor de keus te kiezen wat jij wilt zonder dat hij gezichtsverlies lijdt.
  4. De vluchter zal je eerst moeten uitvragen… waarom wil hij er onderuit komen? Wat levert hem dat op? Pas daarna weet je hoe je verder moet reageren. Je komt dan meestal op een van de reacties hierboven uit, maar soms is er iets anders aan de hand wat eerst opgelost moet worden.

JA zeggen en NEE doen?

Dat betekent dat ze van jou de mogelijkheid hebben gekregen om iets te vermijden. Het is beter om een duidelijke keus te geven (en ze daar ook aan te houden). Gebruik het woord OF:
“Ga je je werk nu afmaken OF na schooltijd?”
“Ga je nu stoppen met praten OF ga je op de gang 3 minuten tegen de muur praten en dan terugkomen en opletten bij de les?”

Wees je bewust van je woorden, hoe je reageert op de NEE van de ander. Schiet niet zelf in de weerstand, maar besef dat jij de ander de mogelijkheid hebt gegeven om NEE te zeggen.

 

Als je geen NEE wilt horen, zorg er dan voor dat de ander geen NEE kan zeggen

Voorkom te allen tijde discussies. Ze zijn zonde van je tijd.

Mocht je toch in een discussie terecht komen: voer de discussie nooit waar de andere leerlingen bij zijn. Stel uit of verplaats.