Tag Archief van: niet

Taalgebruik

Let op je taalgebruik in de klas

Let op je taalgebruik in de klas

Wij mensen gebruiken het woordje niet regelmatig. Het is ingeburgerd in ons taalgebruik. Ook in de klas hoor ik leraren regelmatig tegen leerlingen zeggen dat ze iets niet moeten doen. De opdracht lijkt dan duidelijk, maar eigenlijk is het dat niet.

Een paar voorbeelden

* Je hebt toch duidelijk gezegd dat Johanna niet meer moet praten, maar ze doet het toch…
* Een aantal leerlingen levert een opdracht in die met potlood is geschreven, terwijl je toch duidelijk had gezegd dat dat niet moest…
* De dubbele ontkenning: ‘Als jullie niet allemaal je opdracht af hebben, krijgen jullie geen beloning…’

Het woordje 'niet' is onduidelijk taalgebruik.

  • Dat komt omdat onze hersenen (en dus ook die van je leerlingen) het woord “niet” moeilijk kunnen verwerken. Als ik niet zeg, dan verwacht ik van jou dat jij iets verwijdert uit jouw hersenen. Maar hoe kun je iets verwijderen waar ik net de nadruk op heb gelegd?
  • Zodra een leerling hoort wat hij niet moet doen, weet hij nog niet wat hij wel moet doen. De enige optie is dan om de laatst gehoorde aanwijzing uit te voeren.

Dat is de roze olifant

Probeer hem maar uit: “Denk niet aan een roze olifant!”
Onmiddellijk projecteren jouw hersenen een roze olifant in jouw hoofd. Het is dus onmogelijk om er niet aan te denken.
Dus als jij tegen Johanna zegt dat zij NIET moet praten, dan vangen haar hersenen alleen het woordje “praten” op… en mag jij drie keer raden wat Johanna gaat doen – of gewoon mee doorgaat. Dat gaat onbewust, dus eigenlijk kan Johanna er niets aan doen…

De oplossing

Simpel: Je vertelt wat je wel wilt zien of horen.

  • Je mag zeggen wat beslist niet mag, als je je zin vervolgens aanvult met hoe het wel moet
  • Geef alle opdrachten in gewenst zichtbaar gedrag
  • Een voorbeeld van wat je wilt zien of horen maakt je taalgebruik nog duidelijker
  • Betrap jezelf op het gebruik van het woordje niet en corrigeer jezelf meteen

En ja: natuurlijk mag je je vergissen. Ik doe dat zelf ook heel vaak. Maar hoe meer je je ervan bewust bent, hoe beter je taalgebruik zal worden.

 

Succes!

Wil je wel eens weten wat er omgaat in het hoofd van jouw leerlingen? Misschien is dit een goed IDEE voor jou.

Heb je zin om mee te doen met ons eerstvolgende webinar of wil je een webinar on demand bekijken? Klik dan HIER

Zoek je een goede coach? Ik heb na de vakantie weer tijd voor nieuwe trajecten. Mail naar judith@sterkeschool.nl en we maken een afspraak voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.

Heb je geen behoefte aan een coach, maar kun je zo nu en dan een steuntje in de rug gebruiken? Kies dan voor de strippenkaart.

Waarom je op je woorden moet letten

Waarom je op je woorden moet letten

Als leraar ben je de hele dag aan het woord. Je maakt contact, Je legt uit, Je corrigeert. Sommige leraren hebben aan het einde van de dag kramp in hun kaken van het eindeloos waarschuwen, aanmoedigen en complimenten geven. Veel leerlingen klagen dat leraren teveel praten. Misschien zeggen ze dat ook tegen jou. Daarom leg ik vandaag uit waarom je op je woorden moet letten.

Waarom moet ik op mijn woorden letten?

Veel van ons onderwijs is auditief. Wij praten en we hopen dat de leerling onthoudt wat we vertellen. Helaas zijn er maar drie manieren waarop een mens iets auditiefs kan onthouden:

  1. Als coherente informatie binnen een aansprekend verhaal
  2. Eindeloze herhaling (minimaal zeven keer binnen een maand)
  3. Ondersteund door beeld of actie

Daarnaast kun je woorden gebruiken om het gedrag van leerlingen te sturen

Zo zijn er woorden die je beter niet kunt zeggen:

1. De woorden NIET en GEEN
Niet en geen zijn niet te vatten voor mensenhersens: ze kunnen er niks mee. Zeg wat leerlingen wél moeten doen.
Bijvoorbeeld: loop rustig en in stilte in plaats van niet rennen.


2. Het woord PROBEREN
Proberen heeft geen doel: je doet iets of je doet het niet. Daar zit niks tussen. Het woord proberen werkt daardoor faalangst in de hand. Als je vertelt hoe een leerling iets wél kan doen (en laat oefenen), krijgt hij succeservaringen.

3. Bijvoeglijk naamwoorden als BETER, GOED en VERVELEND
Deze woorden zijn niet specifiek genoeg en kunnen daardoor niet echt het gewenste effect bereiken.
Als jij zegt: ‘Je moet dit beter doen’, dan weet de leerling niet wat hij precies moet doen.
Het woord vervelend heeft een negatieve lading die niet precies omschrijft wat je ermee bedoelt. Een leerling weet dan niet precies hoe hij daarop moet reageren.
Het woord goed geeft geen ruimte voor afwijkingen. Hoe goed is goed? Wat is goed? Als het niet lukt, is het dan slecht?
Deze woorden maken leerlingen onzeker. Onzekerheid geeft ruis en ruis veroorzaakt onrust in de klas.

Natuurlijk zijn er ook woorden die je juist wél kunt gebruiken:

  1. Woorden als IEDEREEN, NIEMAND en SOMMIGE(N)
    Iedereen kan dit leren (dus jij ook). Niemand mag de deur uit. Sommige leerlingen maken aantekeningen, wat fijn.
    Leerlingen willen graag bij een groep horen en zullen zich door deze woorden willen conformeren aan de groep.
  1. Toepassingen van de woorden WETEN, KUNNEN, VERWACHTEN en VERTROUWEN
    Ik weet dat jij dit kunt. Ik verwacht dat jullie dit op tijd af hebben. Ik weet dat ik op jullie kan vertrouwen.
    Dit zijn positieve woorden, die in combinatie met specifieke opdrachten het gewenste resultaat opleveren: succeservaringen voor leerlingen.
  1. En tot slot: het woord WAARSCHIJNLIJK
    Het woord waarschijnlijk ondersteunt het woord vertrouwen. Hiermee benadruk je nog eens dat jij vertrouwen hebt in jouw leerlingen: je sluit bij ze aan en je toont begrip. Het woord ondersteunt jouw verwachtingen.
    Waarschijnlijk heb je geen zin, maar opdracht 3 moet wel vandaag af.
    Waarschijnlijk komen jullie na de pauze heel rustig de klas in.
    Waarschijnlijk wordt het vandaag een hele leuke les, want ik heb iets leuks bedacht.

Iedereen kan het leren: het is een kwestie van oefenen

Waarschijnlijk ga je jezelf betrappen als je per ongeluk een fout woord zegt. Je kunt jezelf vervolgens meteen corrigeren. Zo wordt je bewust bekwaam.

Tot slot nog drie taaltips:

  1. Vervang het begrip MOEILIJK door het begrip MAKKELIJK
    Als je het woord moeilijk gebruikt, denken leerlingen dat het ook moeilijk is en werp je een drempel op. Vertel dus dat iets nú nog moeilijk is, maar dat jij het makkelijk voor ze gaat maken.
  1. Benoem alleen zichtbaar gedrag
    Ik zie dat jij omgedraaid zit. Ik wil zien dat jij rechtop gaat zitten en naar mij kijkt.
  1. Eindig met de woorden DANK JE WEL
    Dank je wel doet wonderen. Vooral als je het uitspreekt vóórdat een leerling de opdracht heeft uitgevoerd. Ook hier ondersteun je vertrouwen en spreek je positieve verwachtingen uit.
Ik wens je veel plezier en succes!

Heb je een coach nodig? Ik heb tijd voor je. Trek op tijd aan de bel

Wil je een leuk filmpje zien over taalgebruik? Klik dan HIER

Wil je meer blogs lezen over communicatie met leerlingen? Klik dan HIER