Leer je klas “klaar af” te zitten!

Leer je klas "klaar af" te zitten

Klaar Af! is een zeer effectieve techniek uit “Teach like a Champion 2.0” waarmee je ervoor zorgt dat je snel kunt beginnen met je les.
Het is van belang dat je deze techniek iedere les op dezelfde wijze toepast. En daar heel consequent in bent.
Bovendien is deze techniek een soort spel, eventueel zelfs een wedstrijd: leerlingen vinden het leuk en zien het als een uitdaging. En omdat je “klaar af” inzet als leswissel, is er ook nog even de tijd om te kletsen en te lachen.

Hoe werkt de techniek?

  1. Zeg duidelijk en precies wat de leerlingen nodig hebben voor de les – of maak een lijstje met maximaal vijf zaken en gebruik altijd hetzelfde lijstje.
  2. Stel een tijdslimiet in. Je kunt deze tijdslimiet in kleine stapjes verlagen: ‘Top! Kunnen jullie nog sneller?’
  3. Als de tijd om is, zit iedereen klaar: in de gewenste houding en met de benodigde spullen.
  4. Gebruik een kleine standaardstraf – voor leerlingen die niet meewerken. Maak daar weinig gedoe over; geef vooral pluimen aan de leerlingen die wel meewerken.
  5. Geef leerlingen die er tijdig achter komen dat ze iets nodig hebben (pennen/ papier) vervangend materiaal, zonder dat je daar verder consequenties aan verbindt. Gebruik daarbij geen woorden; doe dit terloops.

Belangrijk

Leer de techniek stap voor stap aan; maar begin liever niet op vrijdag.
Op vrijdag toets je hoever de leerlingen zijn met de techniek; een mooi evaluatiemoment.
Als je deze techniek dagelijks toepast op verschillende momenten wordt het vanzelf een routine.
Routines zorgen ervoor dat je beter en effectiever les kunt geven. 

Variaties

  • Een andere optie is om te timen en samen de tijd steeds te verbeteren.
  • Het is leuk om er een competitie van te maken; eventueel met andere klassen.
  • Zorg voor een beloning bij het behalen van een streeftijd of het winnen van een competitie.
  • Zet de techniek ook in bij opruimen.
  • Deze techniek is ook goed te gebruiken voor het controleren en nakijken van (al dan niet) gemaakt huiswerk.
  • Het werkt ook bij het snel veranderen van je klas naar toetsopstelling.

Wil je een voorbeeld zien?

Je ziet een basisschoolklas, maar deze techniek werkt in alle klassen, met leerlingen van 4 tot 99 jaar.

Hulp nodig?

Je kunt hulp vragen aan een collega, duo-partner, leidinggevende, je schoolopleider of je maatje. 

Als dat er niet inzit, kun je natuurlijk altijd terecht bij de beste site voor startende leraren: Sterke School

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan en ga voor de strippenkaart, een spoedcursus klassenmanagement of een online cursus.

Begin het nieuwe jaar in een opgeruimd lokaal

Begin het nieuwe jaar in een opgeruimd lokaal

Eerlijk gezegd sta ik wel eens verbaasd over de enorme puinhoop die ik in sommige lokalen zie. Puinhoop in de zin van: Spullen! Spullen met een hoofdletter. 

Volle bakken op de grond, rondzwervende laptops, posters aan de muren met geheugensteuntjes voor alle vakken op het rooster, tijdlijnen, tekeningen, overzichten, regels, roosters…. en ga zo maar door.
Opgestapelde boxen en dozen – soms tot aan het plafond, volle vensterbanken, uitpuilende kasten, rommelige bureaus en vooral: volle tafels van leerlingen. Vol met bakjes, plantjes, waterflessen, rommeltjes en dingetjes.

Soms gezellig, soms niet om aan te zien, maar vooral: een overmaat aan prikkels

Ik krijg er spontaan ADHD van

Als je dagelijks in een overprikkelend lokaal zit, zie je het niet meer. En misschien zijn er leerlingen in jouw klas die er ook geen last van hebben. Maar de meeste leerlingen zijn gebaat met rust en overzicht.
Ik kom meestal in klassen van juffen die moeite hebben met het houden van orde. Het zijn vaak onrustige klassen, met leerlingen die steeds aan het rommelen en kletsen zijn. Er is ook vaak veel gedoe. Als ik de juf dan wijs op de vele prikkels in het lokaal, is dat meestal een eyeopener. Nadat ze het lokaal heeft opgeruimd, zijn haar ordeproblemen vaak al een stuk minder….

Even terzijde: het nut van al die posters aan de muur

Het blijkt dat leerlingen een poster met een geheugensteuntje na een tijdje niet meer zien als ze er niet elke keer opnieuw op gewezen worden; mét instructies over hoe ze de poster moeten zien en gebruiken.

 Ook: veel prikkels in het lokaal maken het een invaller onnodig moeilijk

Soms is een invaller ten einde raad: “Ze luisteren niet, ik kan het niet meer…”.
Een druk lokaal + invaller = extra drukke klas.
Door de drukte is het moeilijker om een band op te bouwen met de leerlingen, waardoor ordeproblemen kunnen ontstaan en de puinhoop nog groter wordt. 
De eigen juf of meester komt terug en treft een nog grotere puinhoop aan. “Die invallers ruimen ook nooit op…”. Dat klopt. Ze wisten niet waar ze moest beginnen, noch waar ze alles moest laten.

Weet je? Ik snap het wel.

Een lokaal is toch een soort huiskamer en je wilt dat het daar gezellig is. Maar ik adviseer je om toch eens anders naar je klas en je lokaal te kijken. En vooral: op te ruimen. Leeg te maken. Ongezellig? Dat hoeft niet. Er zijn andere manieren om leerlingen zich thuis te laten voelen, zonder overprikkeld te worden.

Dus alsjeblieft: zorg voor een opgeruimd lokaal

  1. Zorg dat alle tafels leeg zijn tijdens een instructie. Echt LEEG! Zonder IETS. Dus ook geen pen of plantje of flesje. Leeg is leeg.
  2. Gooi wekelijks wat weg.
  3. Zet kasten op de gang, als je je spullen niet kwijt kunt.
  4. Hang planken (hoog!) op de gang om spullen op te zetten.
  5. Verf je muren in rustige tinten in plaats van alles vol te hangen.
  6. Plantjes in de vensterbank zorgen voor rust én zuurstof.
  7. Zorg voor een of twee muren met plek voor een of twee instructieposters en verwissel die regelmatig.
  8. Zorg voor een plek met informatie voor- en werk van de leerlingen en wissel regelmatig.
  9. Maak deuren in open kasten, of hang er een (effen) gordijn voor.
  10. Houd je lokaal opgeruimd en maak leerlingen medeverantwoordelijk.

Hulp nodig?

Je kunt hulp vragen aan een collega, duo-partner, leidinggevende, je schoolopleider of je maatje. 

Als dat er niet inzit, kun je natuurlijk altijd terecht bij de beste site voor startende leraren: Sterke School

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan en ga voor de strippenkaart, een spoedcursus klassenmanagement of een online cursus.

Een rustig Sinterklaasfeest

Acht tips voor een rustig Sinterklaasfeest in de klas.

Jawel… hij is er weer. De Sint en zijn Pieten. En natuurlijk ga je daar op 5 december aandacht aan besteden… dat kan niet anders.
Alle kinderen zijn druk, of ze nu nog geloven of niet, of ze het vieren of niet… Het Sinterklaasfeest brengt gewoon onrust met zich mee, wat voor weer het ook is.

Drukke leerlingen, rondvliegende pepernoten, surprisestress...

  • Er zijn leerlingen die zo ongeveer hysterisch worden door de ontstane onrust en daardoor moeilijk reguleerbaar gedrag vertonen.
  • Sommige leerlingen komen uit gezinnen waar geen geld is voor cadeautjes; wat doet dat met een kind? Vooral als deze nog heilig gelooft?
  • Tussen ouders kan een wedstrijd ontstaan: ‘Wie heeft de mooiste surprise gemaakt?’
  • Leerlingen met vormen van autisme kunnen niet altijd goed overweg met de onzekerheid, wat gedoe en weglopen tot gevolg kan hebben.

Voor je het weet sta je hele dagen politieagent te spelen en ben je zelf bek-af voordat de Grote Dag begonnen is.

Terwijl het Sinterklaasfeest leuk moet zijn

  • Betekent leuk hetzelfde als chaotisch?
  • Vind jij het prima dat Rommelpiet alles overhoop haalt in jouw lokaal?
  • Geef jij ruimte aan de chaos door geheimzinnig te doen over wanneer de Sint eindelijk langskomt op school?
  • Of ben jij duidelijk over wat wanneer gaat gebeuren en op welke manier?

Ik ben er zelf een groot voorstander van om zo’n dag rustig te laten verlopen. Dat is prettig voor jezelf, het scheelt een hoop rotzooi in je lokaal en je komt zelf niet geheel uitgeput thuis.

Daarom: acht tips voor een rustig Sinterklaasfeest in de klas:

  1. Zet het programma van de dag op papier (of op het bord) met de tijden erbij. Dan weet iedereen waar ze aan toe is en is de spanning (en daarmee de onrust) minder groot.
  2. Als er leerlingen zijn die alle spanning heerlijk vinden: geef ze de keuze om het programma niet te hoeven zien.
  3. Laat Rommelpiet alleen maar een nieuwe klasindeling maken, met een gedicht waarin Piet uitlegt waarom de leerlingen de hele dag/ week/ maand naast iemand anders/ hun beste vriend/ hun vijand/ iemand die ze niet goed kennen moeten zitten.
  4. Laat de grote dag op dezelfde manier beginnen als altijd. Als je altijd met een begintaak start, doe dat nu dan ook maar dan met een Sintopdracht. Begin je in de kring? Nu ook.
  5. Hang een lijst op met alle liedjes die gezongen kunnen worden (en oefen ze). Wissel drukke en rustige activiteiten af met een lied en streep iedere keer het gezongen liedje door. Daarmee voorkom je een eindeloze herhaling van “Sinterklaas Kapoentje”. En o ja: zing zelf en laat het digibord uit.
  6. Regel alles goed van te voren: wie doen het papier in de bak? Wie veegt de pepernoten weg? Wie zit waar? Waar zetten we de surprises? Wat doen we als de Sint binnenkomt?
  7. Zorg ervoor dat leerlingen met speciaal gedrag (bv. ASS) echt alles van te voren weten. Neem het programma met ze door en zorg ervoor dat ze ergens heen kunnen om even bij te komen van de drukte. Bijvoorbeeld op een “hier-word-ik-rustig-stoel”.
  8. Bouw rustmomenten in waarop je de leerlingen even in stilte iets voor zichzelf laat doen. Lezen of tekenen is vaak een prettige bezigheid. Zet dan rustige muziek op.

Hulp nodig?

Je kunt hulp vragen aan een collega, duo-partner, leidinggevende, je schoolopleider of je maatje. 

Als dat er niet inzit, kun je natuurlijk altijd terecht bij de beste site voor startende leraren: Sterke School

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan en ga voor de strippenkaart, een spoedcursus klassenmanagement of een online cursus.

Storend gedrag? Grijp onmiddellijk in!

Storend gedrag aan het begin van het schooljaar

De eerste dagen van een nieuw schooljaar verlopen meestal soepel, zonder veel storend gedrag van leerlingen.
Ze zijn nieuwsgierig – vooral naar jou, ze luisteren naar wat je te zeggen hebt en ze stellen zich welwillend op. 
Jij bruist van de energie, je hebt een lijst met leuke activiteiten en lessen en je houdt na de eerste dag al van ze. 

Maar na een paar dagen lijkt het wel alsof er een knop omgaat...

Rachid roept zomaar door de klas.
Trude en haar buurvrouw zitten steeds aan elkaars haar te frutten.
Floor tikt – als het even stil is – met haar pen op tafel.
Vidya staart uit het raam in plaats van haar opdracht te maken.
Je hoort ergens een scheldwoord – je weet niet wie dat scheldwoord riep, noch voor wie het bedoeld was – en de hele klas verkondigt luidkeels dat zij het niet waren maar dat het toch echt X, Y of Z (vul maar in) was.

En vervolgens duurt het heel lang voor de gemoederen bedaard zijn en je verder kunt met je les.

Waar komt dat gedrag plotseling vandaan?

Natuurlijk is het een open deur, maar leerlingen willen maar drie dingen:

  1. Gezien en gehoord worden – door jou als leraar
  2. Zich veilig voelen – anders is leren onmogelijk
  3. Erbij horen – iedereen, ook een leerling, past zijn gedrag aan aan de normen van de groep

Maar de normen van een groep zijn nog niet vastgesteld; dat gebeurt tijdens de eerste vier tot zes schoolweken. En in die eerste weken gaan de potentiële leiders van de groep met elkaar wedijveren wie de dienst uit mag gaan maken dit schooljaar. 

Het is jouw taak om dat in goede banen te leiden!

  1. Je laat herhaaldelijk en duidelijk merken dat iedereen welkom is en erbij hoort – je luistert, kijkt en reageert respectvol
  2. Jij stelt de normen vast waardoor iedereen zich veilig kan voelen – en deze normen (afspraken) bewaak je consequent
  3. Zo word jij de leider van de groep en zullen alle leerlingen zich gaan aanpassen aan jouw normen – en iedereen hoort erbij

Door consequent, duidelijk en congruent op alles te reageren creëer je rust en veiligheid in de klas. Om zeker te weten dat jij als leraar voor deze veiligheid kunt zorgen, proberen de leerlingen je uit. Ze testen je. 

Als je zakt voor deze test krijg je ordeproblemen

  1. Inconsequent gedrag wordt ingevuld als: Deze leraar luistert niet naar mij/ begrijpt mij niet
  2. Het niet handhaven van afspraken zorgt voor een onveilig gevoel: niemand weet meer waar zij aan toe zijn – en dan neemt de meest agressieve leider de leiding van je over 
  3. Deze agressieve leider bepaalt wie er wel en niet bij mogen horen; de rest wordt meeloper of zondebok – met als resultaat: pesten

Welke reacties werken averechts?

  • Een leerling hardop tot de orde roepen
  • Namen van leerlingen noemen
  • Echt boos worden
  • Op de persoon spelen
  • Dreigen
  • De hele klas straf geven
  • In discussie gaan
  • Waarschuwen

Wat kun je allemaal wel doen?

Er is van alles om uit te proberen:

  • Zend een boze blik naar de dader
  • Kijk omstandig over de rand van je bril (als je die hebt)
  • Loop naar de boosdoener toe en spreek hem onder vier ogen aan
  • Loop door de klas en ga -zonder je verhaal te onderbreken – achter kletsers staan
  • Geef luid en duidelijk complimenten aan de leerlingen die doen wat jij gezegd hebt
  • Vertel altijd welk (zichtbaar) gedrag jij wilt zien
  • Maak een leuke grap over het voorval
  • Leidt de aandacht af (goochelen met aandacht)
  • Wees vanaf de eerste dag duidelijk over de consequenties van storend gedrag en pas deze –  zonder gedoe – meteen toe
  • Verplaats discussies naar buiten schooltijd

Samenvatting

Het roepen van Rachid, het gefrut van Trude en haar buurvrouw, het tikken van Floor en het reageren op elkaar… het zijn testcases. Voor jou als leraar. Zie het ook zo! Het is een teken dat je nu echt aan de bak moet: tijd om onmiddellijk in te grijpen.

Als één leerling storend gedrag vertoont: grijp meteen in.
Leerlingen doen iets anders dan jij wilt: grijp in.
Hoor je storende geluiden en je weet niet van wie: grijp in.

Meteen en adequaat.
En vooral: consequent, rustig en zonder gedoe.

  1. Ik zie dat…
  2. De regel is dat…
  3. De consequentie van dit gedrag is…
  4. Conclusie: Je bent een geweldige leerling, maar je gedrag was storend en ongewenst en daar staat deze consequentie op: …
  5. Je voert de consequentie uit
  6. Herstel de relatie met de leerling

Extra tip: iedere consequentie moet in verhouding staan tot de overtreding.

Leerling hebben recht op zichtbaarheid, veiligheid en iedereen hoort erbij.

Hulp nodig?

Als het goed is kun je hulp vragen aan een collega, duo-partner, leidinggevende, je schoolopleider of je maatje. 

Als dat er helaas niet inzit, kun je natuurlijk altijd terecht bij de beste site voor startende leraren: Sterke School

Vraag een vrijblijvend adviesgesprek aan en ga voor de strippenkaart, een spoedcursus klassenmanagement of een online cursus.

Sociaal onhandig

Sociaal onhandige leerlingen

Sociaal onhandige leerlingen

Het zou zo maar kunnen zijn dat je een aantal leerlingen in je klas hebt die zich sociaal wat onhandig gedragen in de klas: sociaal onhandige leerlingen.

Zo kan ik mij Patries heel goed herinneren. Blond kort haar, 10 jaar oud, lang en lijzig. Ze had geen vriendinnen, maar die wilde ze wel heel graag. Ze werd nooit uitgenodigd op partijtjes en werd altijd als laatste gekozen bij gym. Ze werd niet gepest, maar ze hoorde er ook niet bij.
Als er groepjes gemaakt moesten worden, dan keek ze een beetje afwachtend rond, tot een paar meiden oogcontact met elkaar maakten, naar haar keken en zachtjes gingen overleggen. Het meest sociale exemplaar zwaaide dan uiteindelijk naar Patries, die zich vervolgens opgelucht bij het groepje vervoegde.
Gelukkig hoefde ik bij deze groep nooit zelf in te grijpen. Het was een heel sociale groep.

Welke soorten sociaal onhandige leerlingen onderscheid ik? Welk gedrag zie je dan? En vooral: wat kun je er aan doen?

1. Afhankelijke leerlingen
Ze kunnen niets alleen. Zelfs als jij zeker weet dat ze de stof begrepen hebben, komen ze nog een keer om uitleg vragen. In de meeste gevallen zijn ze afhankelijk van jou: de leraar. Ze blijven vaak na schooltijd (of op het plein) nog even hangen met een onduidelijke boodschap of vraag. In het voortgezet zijn ze afhankelijk van een klasgenoot; ze doen dan niets zonder diens goedkeuring.

2. Zelf-kleinerende leerlingen
Deze leerlingen geloven het oprecht niet als je ze een compliment geeft. Ze duiken weg, weten niet wat te zeggen of geven de credits aan een ander. Ze kunnen zich echt niet voorstellen dat ze iets goed(s) hebben gedaan.

3. Perfectionisten
Deze leerlingen leggen de lat zo hoog, dat ze alleen maar kunnen falen. Omdat ze dat eigenlijk al weten, gaan ze er ook vanuit dat ze gaan falen. En erger nog: ze gaan ook falen, omdat ze niet de juiste stappen volgen om een opdracht goed uit te kunnen voeren, maar zich verliezen in onzinnige details.

4. Hopeloze leerlingen
Dit zijn de leerlingen die er van uitgaan dat er niets te bereiken of te winnen is. Wat er ook gebeurt; zij zien alleen de donkere kant en gaan er bij voorbaat al vanuit dat zij geen enkele invloed kunnen uitoefenen om de situatie positief te veranderen.

5. Vergelijkers
Als je deze leerlingen ergens op aanspreekt (positief dan wel negatief) gaan zij aan jou bewijzen dat het niet aan hen lag, maar aan een ander. Dit zijn mondige leerlingen die het gedrag van anderen gebruiken om zichzelf groter of kleiner te maken. Bij alles wat ze doen zoeken ze bewijzen bij anderen om hun eigen gedrag te rechtvaardigen.

Waarschijnlijk hebben de meeste leerlingen wel iets van alle vijf de soorten in meerdere of mindere mate; gelukkig is het niet zo zwart-wit. Patries was een duidelijk voorbeeld van nummer 2, met een beetje nummer 1 en een piepklein beetje 4. Doordat zij in een hele leuke klas zat, kreeg zij in de loop van het schooljaar steeds meer zelfvertrouwen en gingen de scherpe randjes er vanaf. In de loop van het jaar mocht ze gewoon meedoen met de andere meiden op het plein.

Maar de grote vraag is natuurlijk: Wat doe je eraan? Welke invloed heb jij als leraar?

1. Zorg ervoor dat je doelen altijd duidelijk zijn en haalbaar voor iedereen. Ik bedoel lesdoelen, maar ook gedragsdoelen en sociale doelen. Maak ze zichtbaar voor de leerlingen; schrijf ze op en laat ze zichtbaar blijven.

2. Geef voor ieder doel duidelijke, genummerde stappenplannen. Niet alle leerlingen zullen deze nodig hebben, maar je helpt hiermee de leerlingen die eigenlijk niet zonder kunnen. Door deze stappenplannen aan iedereen te geven (als voorbeeld van de juiste werkwijze) zet je de sociaal onhandige leerlingen niet in een uitzonderingspositie.

3. Accepteer nooit gedrag dat tegen jouw doelen of stappenplannen in gaat. Wees duidelijk en consequent.

4. Herhaal steeds opnieuw welke gedrag je wilt zien, leg uit waarom en vertel steeds opnieuw hoe de leerlingen dat moeten doen. Vooral bij de hoe is het erg belangrijk om ook duidelijke voorbeelden te geven.

5. Geef complimenten en erkenning aan iedere stap die een leerling heeft gemaakt. Preken tegen leerlingen dat ze hun gedrag moeten veranderen of iets anders moeten denken, helpt namelijk niet. ‘Goed gedaan; je hebt je taak af’ zeggen tegen de leerling die zijn werk af heeft helpt wel. Verder hoef je er geen woorden aan vuil te maken. Als je gaat overdrijven werkt het namelijk averechts.

Succes! 

Wil je meer weten? Anton weet alles over leerlingen en hun gedrag.

Lesje bemoeien

Lesje bemoeien

Lesje bemoeien


Een slecht voorbeeld over bemoeien

Vorige week was ik op een kleine basisschool. Ik had een afspraak met Eveline. Eveline heeft groep 5. Dertig leerlingen, veel zorgleerlingen. Een bewerkelijke groep. Een negatieve groep. Een groep waarin de leerlingen zich de hele tijd met elkaar bemoeien.

Een paar jongens spelen de baas over de rest; zij zetten de toon. Er wordt gepest, maar alleen stiekem. Het lukt Eveline nooit om een dader op heterdaad te betrappen.

Ik zit bij een kringgesprek. Het gaat over ‘ergens goed in zijn’. De leerlingen moeten om de beurt vertellen waar ze goed in zijn. Eveline hoopt dat ze met dit gesprek de sfeer in de klas kan verbeteren.

Ze begint zelf:
‘Ik ben goed in pannenkoeken bakken.’
Een meisje knikt.
Er valt een stilte.
Een jongen fluistert: slijmbal’.
Het meisje kijkt naar haar tenen.

De stilte wordt pijnlijk. Eveline doet een nieuwe poging:
‘Wie van jullie houdt er van pannenkoeken?’

Een paar leerlingen steken aarzelend hun vinger op. Een meisje zegt: ‘ik mag geen gewone pannenkoeken. Ik ben allergisch.’

De bazige jongen roept: ‘Jij mag niks. Aansteller.’

Vervolgens begint iedereen zich ermee te bemoeien. Eveline steekt haar hand op en vraagt om stilte. Het duurt een paar minuten voor het stil is en ze de volgende vraag kan stellen:

‘Marco, waar ben jij goed in?’
Marco haalt zijn schouders op. ‘Gewoon. In alles.’

En daar gaan ze weer. Een leerling maakt een opmerking, sommige leerlingen lachen, weer andere leerlingen wisselen blikken uit en de rest neemt de gelegenheid te baat om weer te gaan kletsen.

Na drie kwartier is het kringgesprek afgelopen en de les van Eveline mislukt.
Ze baalt.

In het nagesprek vraagt Eveline me wat ze beter had kunnen doen. Ik zeg: je had onmiddellijk in moeten grijpen. Meteen.

Moet ik altijd ingrijpen?

Ja! Vroeger leerden we op de Pabo dat je vervelend gedrag van leerlingen moet negeren. Maar dat werkt niet meer. Leerlingen willen gezien worden. Als je ze negeert zorg je ervoor dat ze nog harder om aandacht gaan roepen. Ze gaan net zolang door tot je reageert.

Je moet meteen ingrijpen. Vertel onmiddellijk dat je met iemand bemoeien niet is toegestaan in jouw klas. Je vertelt ook meteen op welke manier ze elkaar wél mogen helpen.

Ja zeg, dan kan ik wel aan de gang blijven.

Dat klopt.

In het begin is het belangrijk om jouw grenzen duidelijk neer te zetten en te bewaken. Dat betekent dat je consequent iedere keer moet ingrijpen. Zo geef je het signaal af dat je het je met iemand bemoeien niet tolereert.

Die tijd kun je niet besteden aan lesgeven. Maar die tijdsinvestering verdient zich dubbel en dwars terug. Lesgeven wordt een stuk makkelijker als de leerlingen je les niet meer verstoren.

Je houdt de sfeer goed door positief te reageren. Je benoemt goede voorbeelden, je gebruikt humor in je zinnen en je glimlacht vriendelijk.

Hoe leg ik uit dat je met anderen bemoeien averechts werkt?

Stel je voor dat je een cadeautje inpakt voor je moeder. Je doet enorm je best, want het moet er mooi uitzien. Plotseling komt de buurvrouw binnen en die vertelt je dat je het helemaal fout doet. Ze pakt je cadeau af en gaat met veel kabaal voordoen hoe jij het moet doen.

Hoe voel jij je dan? Je ongevraagd met iemand bemoeien heeft datzelfde effect.

Een leerling mag toch zijn mening geven?

Een leerling mag zijn mening geven, mits hij dat doet met de volgende vier stappen:

  1. je vertelt wat volgens jou de mening van een ander is
  2. je vraagt na of je aanname klopt
  3. je vertelt jouw mening
  4. je onderbouwt je mening

Hoe zorg ik ervoor dat ik er zelf niet doodmoe van word?

Ik weet het: Leerlingen zijn net Teletubbies; je moet alles eindeloos herhalen en dan nog weet je nooit zeker of ze het onthouden. Maar je verspilt energie en je goede humeur als je je er de hele tijd aan ergert.

Oplossing: zie het als een spel Mens erger je niet. Maak er een wedstrijd van met jezelf om positief te reageren. Kijk uit naar ieder moment waarop een leerling zich weer met een ander bemoeit.

Elke keer dat je positief ingrijpt krijg je een streepje van jezelf en bij 10 streepjes mag je wat lekkers. Bij 50 streepjes trakteer je jezelf op een leuk uitje en bij 100 streepje is het een gewoonte geworden.

Doel bereikt.

Zo pakt Rachida het aan

Rachida geeft Engels aan 3 VWO. Ze is pas nieuw en de leerlingen testen haar nog uit. Ze is nog wat onzeker en weet nog niet precies wat de ongeschreven regels zijn op deze school. Ze heeft besloten om te doen wat haar goeddunkt.

En o ja: Rachida draagt een hoofddoek.

Als ze met de les wil beginnen pakt Tom demonstratief een pet uit zijn tas en zet deze op zijn hoofd. Rachida ziet het, doet haar mond dicht en kijkt hem doordringend aan. Tom kijkt uitdagend terug.

‘Ik wil dat je die pet af zet.’
‘Als u een hoofddoek op mag dan mag ik een pet op.’

Een paar meisjes giechelen achter hun hand. Iedereen kijkt gespannen toe. Een andere jongen roept: ‘Vrijheid van religie’. Nummer drie er overheen: ‘Het geloof van de heilige pet.’ Er wordt nu openlijk gelachen.

Rachida steekt haar hand op en wacht tot het stil is. Dat lukt; iedereen wil horen wat ze te zeggen heeft. Hopelijk maakt ze een foute opmerking en kunnen ze los.

‘Helaas voor jou is het dragen van een hoofddoek op deze school wel toegestaan en het dragen van petten in de klas niet.’ Ze neemt nog een seconde pauze en zegt dan terloops: ‘Maar ik nodig je van harte uit om een hoofddoek te dragen in de klas. Koop je hem zelf of wil je er een van mij lenen?’

Alle leerlingen lachen.

Tom zegt: ‘Met carnaval misschien.’ Hij zet zijn pet af.
Rachida lacht. ‘Deal!’ En ze begint met haar les.

Kan ik dat ook?

  1. Wees alert op leerlingen die zich met iemand anders bemoeien. Behalve taal kan het ook een blik of een actie zijn.
  2. Tolereer dit gedrag nooit. Humor inzetten is vanzelfsprekend toegestaan.
  3. Vertel welke gedrag je wel wilt zien.

En nu?

  1. Bedenk wat je gaat zeggen of doen als een leerling zich met een ander (of jou) bemoeit.
  2. Schrijf het op een kaart.
  3. Plak de kaart op je bureau.

Kun je wel wat hulp gebruiken bij dit soort dagelijkse problemen? Kijk dan eens naar de strippenkaart.

Moeilijke groep

Hoe je overleeft in een moeilijke groep

Hoe je overleeft in een moeilijke groep – en uiteindelijk kunt lachen met je leerlingen

Marcel solliciteerde naar een nieuwe baan. Groep 7. Tijdens het sollicitatiegesprek vertelde de directeur dat ze graag een man voor deze groep wilden, omdat het best een moeilijke groep was. Zijn eerste vraag was: Hoe sterk sta je in je schoenen op een schaal van één tot tien?

Marcel stelde drie tegenvragen:

  1. Welk cijfer heeft deze groep nodig?
  2. Welke praktische begeleiding krijg ik?
  3. Bij wie kan ik terecht als ik het niet meer zie zitten?

De directeur roerde in zijn koffie. De IB-er bladerde in Marcels CV. Het bleef even stil.

Marcel dronk zijn thee op en hield zijn mond. De IB-er kuchte. Ik denk dat deze groep wel een tien nodig heeft

Marcel knikte. Prima. Ik kan een tien bieden als jullie voor punt 2 en 3 zorgen.

De directeur knikte

Ik krijg altijd veel verzoeken om hulp van leraren die plotseling een moeilijke groep over moeten nemen. Ze beginnen enthousiast, maar na een paar weken gaan ze met lood in hun schoenen naar school.

Negatief gedrag is de norm geworden.

Natuurlijk: kinderen proberen een nieuwe leraar uit, dat is normaal. Maar in moeilijke groepen wordt het uitproberen van de leraar overstegen door negativiteit.

Wat zijn de symptomen van een moeilijke groep?

  • De leerlingen letten de hele tijd alleen maar op elkaar.
  • Ze reageren op alles; verbaal en nonverbaal.
  • Leerlingen lijken niks te pikken; niet van hun klasgenoten en niet van de leraar.
  • Straffen en belonen lijken geen enkel effect te hebben.
  • De groep wordt heel moeilijk stil. Als dat eindelijk is gelukt, beginnen ze weer opnieuw met praten.

Eerst moet je een aantal zaken te onderzoeken:

  • Neem een sociogram af. Het geeft je inzicht in welke relaties er in de groep zijn.
  • Kijk welke leerlingen een “etiket” hebben. Praat met deze leerlingen, hun ouders en je collega’s en vraag welke benadering bij deze leerlingen werkt.
  • Zoek uit wie de informele (negatieve) leider is van de groep. Deze leerling geef je geen speciale aandacht meer.
  • Zoek uit welke leerlingen wel positief zijn, maar dit niet meer durven te laten merken. Deze leerlingen geef je extra positieve aandacht.
  • Vraag naar het verleden van de groep. Wanneer is deze sfeer ontstaan? Wat kunnen de oorzaken zijn?
  • Vraag steun aan je leidinggevende, je collega’s en de ouders.

In  de groep zelf is het zaak om te focussen op je lessen en je klassenmanagement:

  • Zorg voor een duidelijke, voorspelbare structuur en routines.
  • Trek het je nooit persoonlijk aan. Het heeft niets met jou te maken, maar met groepsprocessen uit het verleden. Zie het als een uitdaging om het tij te keren.
  • Kies bewust: wanneer noem je specifieke namen van leerlingen en wanneer spreek je in het algemeen?
  • Benoem alle gedrag dat je ziet. Negatief gedrag kap je kort en duidelijk af, bij positief gedrag complimenteer je extra.
  • Ga nooit in discussie. Spreek duidelijk je verwachtingen uit en geef twee keuzes. Zorg dat je zelf achter beide keuzes staat
  • Voorkom stemverheffing. Praat zacht.
  • Gebruik technieken die continue de aandacht op jou
  • Wees snel, kort en effectief.
  • Blijf rustig, tactvol en lief. Zorg voor een warme ondertoon, hoe streng je ook bent.

En tot slot:

  • Houd vol!!!!
  • Blijf lachen!
  • Koester ieder klein succesje.
  • Blijf geloven in een ommekeer.

Doe zoals Marcel. Maak van te voren duidelijk hoe je het wilt hebben. Ook als je een vrouw bent…

En wanneer kan ik eindelijk lachen met mijn leerlingen?

  1. Maak iedere dag een grap.
  2. Kijk goed naar de reactie van de leerlingen.
  3. Straf negatieve reacties meteen af.
  4. Houd vol.
  5. Je bent er bijna als leerlingen écht lachen om jouw grap.

Heb je minder zelfvertrouwen dan Marcel? Doe dan mee aan de tweedaagse.

Tips nodig voor het omgaan met gedragsproblemen? Kijk op de site van Anton.

Taalgebruik

Let op je taalgebruik in de klas

Let op je taalgebruik in de klas

Wij mensen gebruiken het woordje niet regelmatig. Het is ingeburgerd in ons taalgebruik. Ook in de klas hoor ik leraren regelmatig tegen leerlingen zeggen dat ze iets niet moeten doen. De opdracht lijkt dan duidelijk, maar eigenlijk is het dat niet.

Een paar voorbeelden

* Je hebt toch duidelijk gezegd dat Johanna niet meer moet praten, maar ze doet het toch…
* Een aantal leerlingen levert een opdracht in die met potlood is geschreven, terwijl je toch duidelijk had gezegd dat dat niet moest…
* De dubbele ontkenning: ‘Als jullie niet allemaal je opdracht af hebben, krijgen jullie geen beloning…’

Het woordje 'niet' is onduidelijk taalgebruik.

  • Dat komt omdat onze hersenen (en dus ook die van je leerlingen) het woord “niet” moeilijk kunnen verwerken. Als ik niet zeg, dan verwacht ik van jou dat jij iets verwijdert uit jouw hersenen. Maar hoe kun je iets verwijderen waar ik net de nadruk op heb gelegd?
  • Zodra een leerling hoort wat hij niet moet doen, weet hij nog niet wat hij wel moet doen. De enige optie is dan om de laatst gehoorde aanwijzing uit te voeren.

Dat is de roze olifant

Probeer hem maar uit: “Denk niet aan een roze olifant!”
Onmiddellijk projecteren jouw hersenen een roze olifant in jouw hoofd. Het is dus onmogelijk om er niet aan te denken.
Dus als jij tegen Johanna zegt dat zij NIET moet praten, dan vangen haar hersenen alleen het woordje “praten” op… en mag jij drie keer raden wat Johanna gaat doen – of gewoon mee doorgaat. Dat gaat onbewust, dus eigenlijk kan Johanna er niets aan doen…

De oplossing

Simpel: Je vertelt wat je wel wilt zien of horen.

  • Je mag zeggen wat beslist niet mag, als je je zin vervolgens aanvult met hoe het wel moet
  • Geef alle opdrachten in gewenst zichtbaar gedrag
  • Een voorbeeld van wat je wilt zien of horen maakt je taalgebruik nog duidelijker
  • Betrap jezelf op het gebruik van het woordje niet en corrigeer jezelf meteen

En ja: natuurlijk mag je je vergissen. Ik doe dat zelf ook heel vaak. Maar hoe meer je je ervan bewust bent, hoe beter je taalgebruik zal worden.

 

Succes!

Wil je wel eens weten wat er omgaat in het hoofd van jouw leerlingen? Misschien is dit een goed IDEE voor jou.

Heb je zin om mee te doen met ons eerstvolgende webinar of wil je een webinar on demand bekijken? Klik dan HIER

Zoek je een goede coach? Ik heb na de vakantie weer tijd voor nieuwe trajecten. Mail naar judith@sterkeschool.nl en we maken een afspraak voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.

Heb je geen behoefte aan een coach, maar kun je zo nu en dan een steuntje in de rug gebruiken? Kies dan voor de strippenkaart.

Praten tegen leerlingen

Hoe praat jij tegen je leerlingen?

Hoe praat jij tegen je leerlingen?

Ik kom wel eens in klassen waar de leraar op een bepaalde manier tegen de leerlingen praat. Op een manier waarvan mijn nekhaar onmiddellijk recht overeind gaat staan. Of mijn tenen zicht spontaan naar beneden krullen.

Fout leerkrachtgedrag

Foute taal. Het doet pijn. Bij de leerlingen. Bij mij – als ik achter in de klas zit en het hoor.

Waarom kan ik er niet tegen?

Ik moet er altijd iets van zeggen omdat ik in het verleden ook regelmatig fout taalgebruik bezigde tegen mijn leerlingen. Ik had een collega nodig die tegen mij zei dat mijn manier van praten verkeerd was. “Fout?” Riep ik beledigd uit. “Waar heb je het over?” Ik was me er gewoon niet van bewust hoe ik overkwam op de leerlingen, ik deed het niet expres. Ik had iemand nodig die het hardop tegen me zei, hoe confronterend het ook was.

Over wat voor taal heb ik het eigenlijk?

 Ik geef zeven voorbeeldzinnen. De bijbehorende houding én de beledigende c.q. gekwelde blik in de ogen van de leraar mag je er zelf bij bedenken.

1. Waarom zijn wij wat anders aan het doen?
2. Jij bent echt heel erg dom.
3. Ik heb het nu al twee keer uitgelegd. Als jullie het nu nog niet begrijpen…
4. Zit!
5. Tja, dat krijg je als je uit zo’n gezin komt als jij.
6. Ach, dat kan jij toch niet.
7. Hoe komt het toch dat jij…?

En nu zeg ik niet dat jij dat ook doet. Waarschijnlijk praat jij altijd op de juiste manier. Dan is mijn opgeheven vingertje niet voor jou bedoeld. Maar misschien wel voor een van jouw collega’s. Want je kent er vast wel één. Spreek diegene er alsjeblieft op aan. Dat scheelt een berg rechtopstaand nekhaar.

Heb je zin om mee te doen met ons eerstvolgende webinar of wil je een webinar on demand bekijken? Klik dan HIER

Zoek je een goede coach? Ik heb weer tijd voor een paar nieuwe trajecten. Mail naar judith@sterkeschool.nl en we maken een afspraak voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek.

Heb je geen behoefte aan een coach, maar kun je zo nu en dan een steuntje in de rug gebruiken? Kies dan voor de strippenkaart.

Let op je woorden: NEE

Wat als een leerling NEE zegt?

Wat als een leerling NEE zegt?

Je staat voor de klas. Je hebt net een vraag gesteld of een opdracht gegeven en één van de leerlingen zegt luid en duidelijk NEE. Ik heb dat best vaak meegemaakt. Vervolgens raakte ik  verzeild in een strijd met die leerling. Strijd = onrust = niet leuk. Het houdt je les op, zorgt voor gedoe omdat andere leerlingen zich ermee gaan bemoeien en in het ergste geval wordt de leerling er uiteindelijk uitgestuurd.

Ken jij dat ook?

Jij zegt: Stop met … 
Leerling zegt: Nee!
Of een leerling zegt JA, maar doet NEE.

Je stelt vragen, maakt positieve opmerkingen, probeert de leerling over te halen om toch…. maar nee. 
Voor je het weet zit je in een vervelende discussie (of strijd) die je teveel tijd en energie kost en die je waarschijnlijk nog verliest ook…

Wat kun je doen als een leerling NEE zegt?

Er zijn vier soorten nee: de NEE van…

  1. …het slachtoffer. Hij wil wel maar hij weet niet hoe.
  2. …de vechter. Hij wil de strijd met jou aangaan.
  3. …de verhevene. Hij wil zich beter voelen dan jij.
  4. … de vluchter. Hij wil er onderuit komen.

Het is zaak om er snel achter te komen wat voor nee je hebt gekregen. Als het goed is kun je dat goed inschatten door de toon van de stem, de houding en de gezichtsuitdrukking. Check wel even na of jouw interpretatie klopt. Benoem wat je hoort en ziet.

Je voorkomt gedoe door je zinnen op een andere manier te formuleren

Als je een opdracht geeft in een vragende zin, hebben leerlingen de mogelijkheid om nee te zeggen. Geef opdrachten altijd in de gebiedende wijs en zorg dat zichtbaar is wat ze precies moeten doen (bijvoorbeeld op het bord).

Maak aan het begin van iedere duidelijk dat er opdrachten gemaakt moeten worden. Leg dan meteen uit waarom dat moet (= wat de leerlingen er aan hebben) en herhaal dat zodra de leerlingen moeten beginnen met de opdracht.

In houding en taal laat je altijd zien dat je ervan uitgaat dat iedereen doet wat je wilt. Jij hebt de regie.

Stel hoge eisen; vraag nooit minder. Je doet het niet voor jezelf, maar voor de leerlingen. Maak duidelijk dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun toekomst en jij niet. Jij hebt tenslotte al een toekomst.

Zie de lol er van in: het is een spelletje. Je mag dus best lachen omdat je het een leuke grap vindt of  je hoort gewoon niet wat de leerling zei – en dat zeg je luidkeels.

Vertel overdreven verhalen over andere leerlingen die ook NEE zeiden – en slecht terecht kwamen.

NEE zeggen is niet jouw probleem, maar van de leerling

Kaats in alle gevallen het probleem weer terug.

  1. Aan het slachtoffer kun je vragen op welke manier je kunt helpen zodat het wel lukt. Overdrijf hierbij flink.
  2. De vechter laat je in zijn sop gaar koken of je geeft de keus tussen twee opties die voor jou allebei oké zijn.
  3. De verhevene bejegen je tactisch. Toon begrip, beweeg mee en stel hem voor de keus te kiezen wat jij wilt zonder dat hij gezichtsverlies lijdt.
  4. De vluchter zal je eerst moeten uitvragen… waarom wil hij er onderuit komen? Wat levert hem dat op? Pas daarna weet je hoe je verder moet reageren. Je komt dan meestal op een van de reacties hierboven uit, maar soms is er iets anders aan de hand wat eerst opgelost moet worden.

JA zeggen en NEE doen?

Dat betekent dat ze van jou de mogelijkheid hebben gekregen om iets te vermijden. Het is beter om een duidelijke keus te geven (en ze daar ook aan te houden). Gebruik het woord OF:
“Ga je je werk nu afmaken OF na schooltijd?”
“Ga je nu stoppen met praten OF ga je op de gang 3 minuten tegen de muur praten en dan terugkomen en opletten bij de les?”

Wees je bewust van je woorden, hoe je reageert op de NEE van de ander. Schiet niet zelf in de weerstand, maar besef dat jij de ander de mogelijkheid hebt gegeven om NEE te zeggen.

 

Als je geen NEE wilt horen, zorg er dan voor dat de ander geen NEE kan zeggen

Voorkom te allen tijde discussies. Ze zijn zonde van je tijd.

Mocht je toch in een discussie terecht komen: voer de discussie nooit waar de andere leerlingen bij zijn. Stel uit of verplaats.